Omslag_EW05 600
Juli/Augustus 2022

Bij wie ligt de verantwoordelijkheid voor veiligheid?

Hot topic

50 01

In het Arbobesluit; bepaling 3.4 en 3.5 zijn wettelijke eisen beschreven waaraan elektrische installaties en -arbeidsmiddelen moeten voldoen en hoe en wie daaraan mogen werken. In de Arbocatalogus zijn deze bepalingen verder uitgewerkt waarbij Nen 3140+A3 als uitgangspunt is genomen. Wat betekent dit voor de werkgever, wie moet wat nu doen? Een belangrijke rol is weggelegd voor de installatie- en werkverantwoordelijken.

In het Arbobesluit 3.5 staat beschreven dat alleen ‘bevoegden’ werkzaamheden mogen verrichten waarbij een elektriciteitsgevaar kan ontstaan. De bevoegdheid kan worden gegeven aan medewerkers en andere personen waarover een gezag bestaat, zoals inleenkrachten die (aantoonbaar) competent zijn en beschikken over de juiste, veilige arbeidsmiddelen. Een bevoegdheid wordt schriftelijk toegekend met een aanwijzing Nen 3140. Daarbij zijn de titels installatieverantwoordelijke (IV), werkverantwoordelijke (WV), vakbekwaam persoon (VP) en voldoende onderricht persoon (VOP) gangbaar. Let wel, dit zijn de titels. Uit de tekst van de aanwijzing moet blijken (op basis van de competenties van de medewerker) voor welke werkzaamheden, in welke omgeving, aan welke installaties de betreffende medewerker bevoegd wordt. Uit de tekst op de aanwijzing voor de IV en WV moet ook blijken welke verantwoordelijkheden en bevoegdheden zij krijgen. Zij zijn de spil in de veiligheidscultuur bij een onderneming.

Installatieverantwoordelijke

Volgens Nen 3140, bepaling 4.3, moet elke elektrische installatie en elk elektrisch arbeidsmiddel onder de verantwoordelijkheid vallen van een installatieverantwoordelijke. De IV is namens de directie de direct verantwoordelijke voor de veilige bedrijfsvoering van het elektrisch materieel. Hij moet zorgen dat het elektrisch materieel aantoonbaar veilig is en veilig blijft. Daar waar (nog) geen IV is aangewezen blijft de verantwoordelijkheid liggen bij de eigenaar/werkgever van het elektrisch materieel. Hij kan het IV-schap ook beleggen bij een deskundige van een andere onderneming.
Op een aanwijzing IV moet duidelijk zijn afgebakend voor welke elektrische installatie(s) en/of -arbeidsmiddelen de verantwoordelijkheid wordt gedragen. Om de verantwoordelijkheid te kunnen dragen, moeten ook bevoegdheden worden toegekend. Zo kan de IV-er bepalen dat installaties buiten werking worden gesteld, geeft hij toestemming voordat er aan wordt gewerkt enzovoort. Deze bevoegdheid mag niet worden ondermijnd door bijvoorbeeld een productieleider of projectleider die een ander, vaak commercieel, belang heeft. In de praktijk zal goed overleg tussen de betrokken problemen voorkomen. Een IV-er moet daarbij wel ‘stevig in zijn schoenen’ staan. Kennis van het vak en de installaties waarvoor hij de verantwoordelijke draagt en een leidinggevende persoonlijkheid, zijn voor de IV-rol noodzakelijk.

50 02Binnen een onderneming kunnen meerdere installatieverantwoordelijken zijn aangewezen.

Bijzondere taken

Naast het in stand houden van de veiligheid van het elektrisch materieel, het regelmatig uitvoeren van inspecties en toestemming geven voor werkzaamheden zijn er enkele bijzondere taken:
1. Beoordelen of een installatie voldoet bij wijzigingen van gebruik of omstandigheden. Als omstandigheden of het gebruik verandert, kan dat andere gevaren teweegbrengen. De installatie moet daarop worden aangepast, zodat deze veilig is naar het actuele gebruik.
2. Beoordelen of inspectieresultaten invloed hebben op de RI&E of het bijbehorende plan van aanpak. In het algemeen wordt een gebouwgebonden installatie geïnspecteerd , waarbij de Nen 1010-editie, die van toepassing was tijdens de bouw als ‘de minimale lat’ wordt genomen. Dit is echter niet voldoende. Een installatie moet vanuit Arbo-regelgeving veilig zijn naar de huidige stand van de techniek. Ditzelfde geldt voor (oudere) machine-installaties. Daarbij volstaat het ook niet om alleen gebreken te herstellen. Het slechts inspecteren en gebreken repareren om te voldoen aan het ‘rechtens verkregen niveau’ is niet langer voldoende. Als er een verschil zit in het veiligheidsniveau van een installatie tussen het rechtens verkregen niveau (oude Nen 1010) en de actuele stand der techniek (de actuele regelgeving), dan moet dit verschil tot uiting komen in het inspectierapport. De installatieverantwoordelijke heeft de taak om de installatie te upgraden naar een actueel veiligheidsniveau. Plannen daartoe kunnen onderdeel zijn van het plan van aanpak als onderdeel van de RI&E.
3. Beoordelen of de bedrijfsvoering het toelaat dat installatiedelen spanningsloos kunnen worden gemaakt, zodat er veilig spanningsloos aan kan worden gewerkt. Elke elektrische installatie moet volgen het Arbobesluit, bepaling 3.5, zodanig zijn ontworpen en ingericht dat er veilig spanningsloos aan kan worden gewerkt. Dat kan alleen als er een toestel met een scheidende functie is opgenomen waarbij alle actieve geleiders (dus ook de nulgeleider) kunnen worden gescheiden van elke voeding. Door deze op meerdere plaatsen toe te passen, kan worden voorkomen dat een groter gedeelte van de installatie spanningsloos moet worden gemaakt dan noodzakelijk. Dat voorkomt overlast.
4. Bij een inspectie (bepaling 5.101.5.1) moet zodoende ook worden getoetst of de installatie past bij de huidige gebruikerseisen. Nen 3140 vereist ook dat bij de inspectie wordt nagegaan of een installatie veilig is te bedienen, veilig is te stellen voor werkzaamheden, aanrakingsveilig is uitgevoerd, er geen kans is op een kortsluiting en dat duidelijk is hoe deze spanningsloos moet worden gemaakt.

50 03WV-bevoegdheden en verantwoordelijkheden kunnen worden verdeeld over meerdere personen.

Werkverantwoordelijke

De werkverantwoordelijke (WV) is de persoon die direct verantwoordelijk is voor het veilig verloop van werkzaamheden. Ook bij WV geldt dat bevoegdheden en verantwoordelijkheden kunnen worden verdeeld over meerdere personen (figuur 2). Dit geeft een organisatie de mogelijkheid om bijvoorbeeld een hoofd WV-er (WV1) aan te wijzen als verantwoordelijke voor beleidsmatige zaken. Denk hierbij aan het actualiseren van het aanwijsbeleid, het verstrekken van aanwijzingen aan uitvoerenden, periodiek initiëren van Nen 3140-trainingen en het bepalen welke PBM’s en elektrische arbeidsmiddelen passend zijn voor de medewerkers. Hiërarchisch daaronder kunnen leidinggevenden op de werkplek worden aangewezen. Zij kunnen dan operationele taken als WV-er krijgen, zoals risico’s inventariseren, passende beheersmaatregelen bedenken, medewerkers instrueren, passende hulpmiddelen ter beschikking stellen en toezicht houden. In Nen 3140, bijlage F, zijn de rollen van IV en WV beschreven. Het aanwijsbeleid bij elk bedrijf moet daar maatwerk van maken.

Tekst: Anton Kerkhofs
Fotografie: Eric de Vries

In deze rubriek, tot stand gekomen in -samenwerking met de afdeling Techniek & Markt van Techniek -Nederland, behandelen wij actuele technische onderwerpen waar installateurs in hun vak mee te maken kunnen krijgen. Heeft u ook een Hot topic?
Stuur hem dan naar media@technieknederland.nl.