Omslag_EW05 600
Mei 2021

De 5 valkuilen bij tijdelijke installaties

18 01

Bij evenementen, festivals en andere activiteiten met publiek nemen tijdelijke installaties de stroomvoorziening voor hun rekening. Hoe zit het nu precies met de regels voor deze -installaties en wat zijn belangrijke aandachtspunten om het veilig te houden?

Een tijdelijke installatie maakt gebruik van verplaatsbare componenten, zoals verdelers en leidingen. Het maakt daarbij niet uit of dit voor kortstondig gebruik van bijvoorbeeld een dagdeel of langdurig voor jaren wordt toegepast. Ook tijdelijke elektrische installaties, zoals bij popconcerten, jaarmarkten, shows, kermissen – maar ook op bouwplaatsen -, moeten voldoen aan eisen.

Tijdelijke installaties moeten veilig zijn om:
• stroom door het lichaam (schok) te voorkomen,
• te hoge temperaturen te voorkomen waardoor brand en verbranding kan ontstaan,
• bij calamiteiten, zoals spanningsuitval en brand, te zorgen dat publiek de locatie op een veilige manier kan ontvluchten (noodverlichting en noodstroomvoorzieningen).

Waar gaat het zoal mis?

1. Illegaal elektrisch materieel
Alle toegepaste onderdelen van een tijdelijke installatie, zoals aggregaten, leidingen en verdeelkasten, zijn producten die aan Europese Richtlijn(en) en het daaruit volgende Warenwetbesluit Elektrisch materieel moeten voldoen. Illegaal materiaal is volop te koop, ook bij gerenommeerde partijen. Dit materieel is bijvoorbeeld herkenbaar aan het China-export symbool in plaats van de vereiste CE-markering. Vooral haspels, stekkerdozen, verlichtingsarmaturen en aangesloten apparatuur voldoen menigmaal niet aan de wettelijke eisen; het mag wettelijk niet worden verhandeld en niet worden toegepast in tijdelijke installaties.

2. Materieel foutief ingezet
Het is wettelijk verplicht om bij elk elektrotechnisch product een veiligheidsinstructie in het Nederlands en een gebruikershandleiding toe te voegen. Hierin staat beschreven waarvoor het elektrisch product is bedoeld. Denk hierbij aan de beschermingsgraad tegen vocht en stof; de IP-codering, de mechanische belastbaarheid IK, eisen aan gebruikers, nevenapparatuur, hulpmiddelen enzovoorts. In Nen 1010 en Nen 8020-20 staan de minimale eisen beschreven die aan materieel worden gesteld voor een bepaalde toepassing.
Zo staat in Nen 1010, bepaling 704, dat toegepaste leidingen op een bouwlocatie H07xx moeten zijn. Aderisolatie en mantel zijn daarbij dikker dan bij de vaak gebruikte H03xx en H05xx (zie Nen 1010, bijlage 700A en 52J).
Een ander voorbeeld is een aggregaat dat slechts is voorzien van een overstroombeveiliging, een thermische beveiliging. Om hiermee een veilige installatie te maken is meer nodig. Voor het voeden van een tijdelijke installatie staan in Nen 3140, bijlage M, de volgende eisen: ‘Het heeft altijd de voorkeur om het sterpunt van een aggregaat te aarden, zodat een TN-stelsel ontstaat. Als aarden niet kan, dan wordt een IU-stelsel toegepast (een zwevend net). Is het aggregaatvermogen groter dan 3 kVA, dan wordt het gebruik van een isolatiebewakingstoestel aangeraden, bij omgevingsomstandigheden met een verhoogd risico wordt dit dwingend voorgeschreven.’ Zonder aardsysteem en isolatiebewaking kan een aggregaat slechts worden toegepast voor het aansluiten van één verbruikend toestel klasse I (klasse II mag meerdere), moeten verlengsnoeren zijn voorzien van een beschermingsleiding en mogen alle aansluitleidingen samen niet langer zijn dan 30 m.

3. Vereffenen vaak vergeten
Net zoals in een gebouw vreemd geleidende delen moeten worden vereffend, moet dit ook in tijdelijke installaties. Alle omvangrijke geleidende constructies, zoals metalen podia, trussen, tentconstructie en stalen steigers moeten worden vereffend. Dit moet door de geleidende constructie te vereffenen met de aardrail in de plaatselijke verdeelinrichting. Op de schakel- en verdeelinrichting (bouwkasten) op de bouwplaats en voedingskasten (bij EV-apparatuur) moet daarvoor een vereffeningsvoorziening zijn. Met klemmen en vereffeningsleidingen kunnen de vreemd geleidende delen hierop worden aangesloten. De richtlijn Steigers is aangewezen in de Arbocatalogus en daarmee verplicht. Hierin staat de verplichting tot vereffenen beschreven als onder andere elektrische leidingen op een steiger worden toegepast. Niet elke bouwkast heeft een vereffeningsvoorziening, die wel is vereist vanuit het toepassen van een bouwkast.

4. Materieel foutief ­samengebouwd
Goedgekeurde veilige componenten, zoals bouwkasten en leidingen, kunnen zodanig worden samengebouwd tot een tijdelijke installatie, dat deze toch onbetrouwbaar of/en onveilig is. Bijvoorbeeld omdat beveiligingen ontbreken of doordat leidingen te lang zijn. Door bouwkasten ‘door te koppelen’ kan de inwendige weerstand Zi te hoog worden, waardoor bij een kortsluiting de voorliggende beveiliging niet aanspreekt. In sommige bouwkasten is ook in de doorkoppeling een aardlekschakelaar opgenomen. Bij een fout in ­aangesloten materieel, kunnen nu willekeurig en meerdere aardlekschakelaars aanspreken. Selectiviteit is hierbij niet gerealiseerd. De configuratie van beveiligingscomponenten in bouwkasten is dus niet standaard.

5. Niet gekeurd elektrisch materieel
Afzonderlijk elektrisch materieel, elektrische arbeidsmiddelen, moeten periodiek door een materieeldienst of een AV-verhuurbedrijf worden geïnspecteerd, bijvoorbeeld volgens Nen 3140, bepaling 5.102. De goedkeuring moet op de werkplek kunnen worden aangetoond, zoals met een keuringssticker of een inspectierapport. Vervolgens moet het samenstel van het elektrisch materieel – de tijdelijke installatie – worden geïnspecteerd voordat deze aan gebruikers beschikbaar mag worden gesteld. Dit is vereist in het Arbobesluit 7.4. Hiervoor kan Nen 3140, bepaling 5.101, worden toegepast.

Tekst: Anton Kerkhofs
Fotografie: iStock