EW04 Omslag 600
Juni 2021

Energiezuinig bouwen botst met milieuvriendelijk bouwen

De Milieu Prestatie Gebouwen toegelicht in 6 vragen

46 01

De Milieu Prestatie Gebouwen-berekening is verplicht bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor nieuwbouw. Het aandeel van de installaties in een gebouw weegt daarbij zwaar mee; steeds zwaarder naarmate de overheid de maximaal toegestane MPG-score verder verlaagt. Ook blijken milieuprestaties en energieprestaties elkaar bij sommige ontwerpen in de weg te kunnen zitten. Voor fabrikanten en installateurs is er werk aan de winkel.

Het Bouwbesluit 2012 stelt ‘m verplicht bij de vergunningaanvraag voor alle nieuwbouw: de MPG-berekening. MPG staat voor Milieu Prestatie Gebouwen. De eindscore van de berekening geeft aan in welke mate de gebruikte materialen in een gebouw het milieu belasten. Voor nieuwbouwwoningen, woongebouwen en kantoren met een bruto vloeroppervlak vanaf 100 vierkante meter mag die eindscore bij aanvragen die vanaf 1 juli 2021 worden ingediend niet hoger zijn dan 0,8 (nu nog 1,0). En op weg naar het einddoel, circulair bouwen (MPG=0), gaat de maximale score in 2030 al naar 0,5. Bovendien is de MPG tegen die tijd waarschijnlijk ook verplicht voor verbouw, renovatie en onderhoud. Voor de berekening van de MPG wordt de milieu-impact in kaart gebracht van alle bouwproducten in een gebouw. Dus ook van alle installaties. Dat is lastig rekenen, want installaties bestaan uit verschillende materialen. Die materialen zijn soms ook moeilijk recyclebaar of milieuonvriendelijk en hebben dus een negatieve invloed op de score. Bovendien staan nog lang niet alle installaties met specifieke gegevens in de Nationale Milieudatabase, waardoor ze in de minst gunstige rekencategorie vallen en een rekenkundige ‘milieuboete’ krijgen. Al die factoren leiden ertoe dat installaties een grote invloed hebben op de uiteindelijke MPG-score. Zo groot, dat de MPG een goede Beng-score in de weg kan zitten. Door de aanscherping van de MPG is er werk aan de winkel voor fabrikanten en installateurs. Zes vragen over de MPG.

1. Waarom is die MPG-berekening er eigenlijk?

Architecten kunnen met de MPG-berekening verschillende scenario’s doorrekenen om zo tot een milieuvriendelijk ontwerp te komen. Want bouwmaterialen kosten energie om te maken, de winning van de materialen kan schadelijk zijn (denk aan de winning van delfstoffen voor elektronica), de materialen of de productie en het vervoer ervan kunnen milieuschade veroorzaken (door emissies), en tijdens het bouwen en aan het einde van de levensduur van een gebouw kunnen bouwmaterialen ook invloed hebben op het milieu.

De overheid wil milieuschade minimaliseren en stelt daarom eisen aan de milieuprestatie van een gebouw. De MPG-eis van 0,8 is een eerste stap in de richting van circulair bouwen. Producten en daarmee gebouwen moeten dan zodanig worden ontworpen dat er zo min mogelijk grondstoffen nodig zijn. Wel gebruikte grondstoffen moeten zo lang mogelijk mee gaan en daarna liefst hoogwaardig kunnen worden gerecycled. Dat geldt ook voor installaties.

46 02

2. Waar komen de getallen in de berekening vandaan?

Uit de al genoemde Nationale Milieudatabase (NMD). Fabrikanten leveren daarvoor informatie aan over de milieubelasting van hun bouwmaterialen en producten op basis van een levenscyclusanalyse. Er zijn drie categorieën. In de eerste vallen merkgebonden data, getoetst door een onafhankelijke, gekwalificeerde derde partij volgens het SBK Toetsingsprotocol. Denk aan zand, beton of isolatiemateriaal. In de tweede categorie vallen merkloze data, op dezelfde manier getoetst, maar dan met een vermelding van hoe representatief de data zijn voor bijvoorbeeld de Nederlandse markt of een groep van producenten. De laatste categorie bestaat uit data die niet zijn getoetst en waarbij een conservatieve inschatting van de milieu-impact is gemaakt op basis van algemeen beschikbare gegevens. Die inschatting is daardoor aan de veilige kant. Materialen in deze categorie krijgen bovendien een toeslag (de ophoogfactor), zodat ze zwaarder doorwegen in de MPG-berekening.

3. Staan er al installaties in de NMD?

Mondjesmaat. Nederland loopt in Europees verband met deze regeling voorop, dus voor veel buitenlandse fabrikanten is dit nog een ver-van-hun-bedshow. Aangemelde installaties voor verwarming, koude en duurzame energie (zoals zonnepanelen) vallen meestal in categorie drie. De Nederlandse ventilatiebranche daarentegen heeft wel al op brancheniveau data aangeleverd, dus voor categorie twee. En er is een toegestane oplossing: de onderdelen van een product hoeven niet allemaal in dezelfde categorie te vallen. Zo heeft een zonnepanelenfabrikant het paneel van zijn product aangeleverd bij categorie één, ook al vallen de constructie en omvormer in categorie drie. Zo staat toch het complete product in de NMD.

46 03

4. Wat merk ik daarvan als installateur?

Gebouwdelen die de grootste bijdrage aan de MPG leveren zijn gevels, vloeren én installaties. Samen vaak wel 60 tot 80 procent van de MPG-score. Dat komt door de manier van rekenen. De levensduur van een woning bedraagt daarbij 75 jaar, maar een cv-ketel gaat maar twaalf tot vijftien jaar mee. De MPG-waarde van een cv-ketel moet dus minimaal vijf keer worden meegenomen in de totaalscore. Bovendien hebben sommige installaties zoals zonnepanelen een negatieve impact op de MPG: ze bevatten zeldzame grondstoffen en de productie is milieuonvriendelijk. Ook dikkere isolatie en triple glas stuwen de MPG-score op. Dat kan ertoe leiden dat zeer energiezuinige gebouwen met een goede Beng-score een te hoge MPG-eindscore krijgen. Sommige ontwerpers kiezen ervoor om dan bij de vergunningaanvraag alleen de minimale eisen aan de energieprestatie uit het Bouwbesluit aan te houden. Stel er zijn twee zonnepanelen nodig om dit minimum te halen, maar tien zonnepanelen om tot energieneutraal te komen. Dan mag het verschil van acht zonnepanelen buiten beschouwing worden gelaten voor de MPG-berekening. Na oplevering kunnen bovendien zoveel zonnepanelen worden geïnstalleerd als gewenst, want voor verbouw geldt de MPG nog niet. Het zijn slimmigheidjes die op termijn niet houdbaar zijn, want de MPG-eisen worden steeds verder aangescherpt. En ze zijn ook niet nodig, want uit onderzoek naar referentiegebouwen voor de Nationale Milieudatabase blijkt dat het al mogelijk is om een Beng-woning uit te laten komen op een MPG-score onder de 0,8. Of de woning nu een cv-ketel heeft, of all electric is, of aangesloten op het warmtenet. Maar daarvoor is wel gedegen vakkennis nodig, ook van installateurs. Reden voor installateurs om zich eens te verdiepen in de milieuscore van de producten en systemen die ze leveren. Ook vanwege de wet Kwaliteitsborging. Niet alleen de energieprestatie, maar ook de milieuprestatie van een gebouw moet over een aantal jaren bij oplevering worden aangetoond, inclusief bewijsstukken. En daarvoor moeten installateurs bij de fabrikanten zijn.

5. Klinkt ingewikkeld, zitten er ook voordelen aan die MPG?

De relatief zware impact van installaties op de MPG is een kans voor installateurs om in een vroeg stadium de adviesrol te pakken. De MPG stimuleert daarnaast fabrikanten om te innoveren, bijvoorbeeld door nieuwe zonnepanelen te ontwikkelen die het milieu minder belasten of warmtepompen die langer meegaan. Die innovaties kunnen ook bestaan uit nieuwe mogelijkheden voor gedeeltelijke vervanging, hergebruik of het opknappen van bestaande producten. Denk aan integrale concepten voor levensduurverlening of recycling van oude cv-ketels. Refurbishment biedt ook kansen voor installateurs die zich graag op de uitvoerende kant richten. Installaties moeten daarvoor flexibel en goed bereikbaar zijn. Installateurs kunnen zich daarnaast profileren met de selectie van producten en materialen die ze aanbieden. Een toekomstig voordeel zou kunnen zijn dat monteurs in onderhoud en verbouw met minder schadelijke producten kunnen gaan werken.

6. Wat doet Techniek Nederland?

De branchevereniging voor de installatietechniek is vertegenwoordigd in de Nationale Milieudatabase, samen met Bouwend Nederland en FME, de ondernemersorganisatie voor de technologische industrie, ondersteund door diverse adviesbureaus. Techniek Nederland heeft al systeemkennis aangeleverd voor de database. Samen met FME wordt nu onderzocht hoe installaties het beste kunnen worden opgenomen in de database en met de invoer van welke installaties de grootste slagen kunnen worden gemaakt. Daarmee willen de organisaties fabrikanten stimuleren om meer en betere gegevens aan te leveren. 

Hoe bereken je de MPG?

Een MPG-berekening van een bouwwerk leidt tot een score die staat voor de totale milieubelasting van dat bouwwerk. De rekenmethode begint bij het vaststellen van de milieubelasting van alle gebruikte materialen, gebaseerd op hun levenscyclusanalyse (LCA). De LCA beslaat alle fasen in de levensloop van een materiaal: productie, constructie, de verwerking aan het einde van de levensduur en alle bijbehorende transport. Er wordt getoetst op 19 categorieën, zoals de impact op de ozonlaag, watergebruik en de uitstoot van fijnstof. En omdat het lastig is om materialen met elkaar te vergelijken worden de scores omgerekend naar één waarde: de schaduwprijs. Deze laat zien hoeveel het zou kosten om de negatieve milieu-impact van het materiaal op te ruimen of op te lossen. Gaat een materiaal minder lang mee dan het hele bouwwerk? Dan wordt de schaduwprijs vermenigvuldigd met het aantal keren dat het materiaal moet worden vervangen. De optelsom van de totale schaduwkosten wordt vervolgens gedeeld door het bruto vloeroppervlak in vierkante meters en vermenigvuldigd met de levensduur van het bouwwerk. Hieruit rolt de uiteindelijke MPG-score. De MPG-eis van 0,8 staat voor 80 eurocent per eenheid bouwmateriaal gedurende de levensduur van het gebouw. Hoe de MPG precies moet worden berekend wordt voorgeschreven in de Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken volgens de rekenregels uit de Europese Norm 15804.

Meer informatie: milieudatabase.nl

Aan dit artikel werkten mee: Harm Valk van Nieman Raadgevende Ingenieurs en Jeanette Levels-Vermeer van advies- en ingenieursbureau LBP Sight.

Tekst: Mathilde van Hulzen
Fotografie: Bram Borsje