Omslag_EW05 600
September 2021

Nen 1010: 2020 - Wat zijn de belangrijkste wijzigingen?

50 01

In april is de nieuwe Nen 1010 verschenen. Een boekwerk van 834 pagina’s; circa honderd pagina’s meer dan de vorige editie van 2015. De norm is tekstueel op verschillende plaatsen gewijzigd, maar geeft voor de meeste -installaties voor de praktische monteur geen schokkende veranderingen; wel voor de ontwerper van de installaties voor de toekomst. Maar wat is er dan zoal veranderd in de nieuwe norm?

NEN 1010 heeft de vertrouwde opbouw van zeven delen. Een deel 8 wordt later, als aanvullend document uitgegeven. Dit achtste deel gaat over het ontwerpen en bouwen van installaties in relatie tot de energietransitie. Hierin ligt de nadruk op het ontwerpen van installaties met minder energieverlies en een energiemanagementsysteem, waarin efficiënt wordt omgegaan met installaties die energie kunnen opwekken en verbruiken. Om deze moderne elektrische installatie mogelijk te maken, zijn de delen 1 tot en met 7 van Nen 1010 daarop vooruitlopend ingericht. Let wel; Nen 1010: 2020 is vooralsnog niet aangewezen in het bouwbesluit. Op dit moment kan zowel Nen 1010: 2015 +C2 2016 als de nieuwe Nen 1010: 2020 worden toegepast. Een typische wijziging is het reduceren van het aantal Nederlandse (aanvullende) bepalingen en de wijze waarop deze nu in de norm staan vermeld: [nlb> de tekst <nlb] in plaats van de vertrouwde ‘n’ in de kantlijn. Overigens in plaats van de ‘n’-bepaling blijft dezelfde inhoud, praktisch gerelateerde tekst, soms behouden als ‘opmerking’. Doordat het lettertype in de norm net wat groter is, is de leesbaarheid ook verbeterd. Dit verklaart gedeeltelijk het toegenomen aantal pagina’s.

Deel 1

Het belangrijkste hoofdstuk van Nen 1010 waarin de fundamentele uitgangspunten staan beschreven, is nauwelijks gewijzigd. Nieuw hierin is dat de norm ook van toepassing is verklaard voor openbare verlichting.

50 02In deel 1, het belangrijkste hoofdstuk van Nen 1010, staan de fundamentele uitgangspunten beschreven.

Deel 2

In deel 2 zijn nieuwe termen en definities toegevoegd die worden toegepast in de delen 3 tot en met 6. Overigens voor bijzondere ruimten en omgevingen zijn in deel 7 per hoofdstuk de relevante termen en definities beschreven. In de nieuwe Nen 1010 worden meer Engelstalige afkortingen toegepast. Een overstroombeveiliging is bijvoorbeeld een OCPD (overcurrent protective device). Een kortsluitbeveiligingstoestel een SCPD (short ciruit protective device). Een toestel voor aardlekbeveiliging RCD (residual current device). Ook voor aardings­installaties worden nieuwe termen beschreven.

Deel 3

Dit deel kent geen wezenlijke wijzigingen.

Deel 4

Dit deel kent verschillende wijzigingen waarvan de meest belangrijke:
• Met de HAR moeten vreemd geleidende delen worden verbonden zoals staat vermeld in bepaling 411.3.12. De nu vermelde opsomming van zaken die moet worden vereffend is kleiner dan voorheen, maar er worden nu slechts voorbeelden vermeld in tegenstelling tot een absolute opsomming zoals in de vorige editie. Bepaling 444.4.8 stelt hierin ook eisen voor leidingen van het nutsbedrijf en signaalbekabeling die het gebouw binnenkomen.
Maximale uitschakeltijden volgens tabel 41.1 gelden nu voor contactdozen tot en met 63 A (was 32 A) en ook vast aangesloten elektrische toestellen tot en met 32 A. Slechts boven deze waarde gelden langere uitschakeltijden: 5 s (TN-stelsel) en 1 s (TT-stelsel). Dit heeft gevolgen voor lengte van leidingen en de maximale circuitimpedantie.
• Als aanvulling op basis- en foutbescherming moet aanvullende bescherming (RCD 30 mA) worden toegepast voor wcd’s voor algemeen gebruik door leken en verplaatsbaar materiaal buiten. De nominale stroom (voor wcd’s en materiaal) is hierbij verhoogd van 20 A naar 32 A.
• Grote veranderingen in bepaling 443. Beschrijving van de manier waarop beveiligd moet worden tegen transiënte overspanningen door schakelhandelingen of blikseminslag. De indeling van de toegekende stoothoudspanning is uitgebreid met DC.
Geheel nieuw is hoofdstuk 46. Hierin worden nieuwe eisen gesteld over schakelen en scheiden, die grotendeels zijn overgenomen uit bepaling 536 van de vorige Nen 1010-versie. Zo moet de nul-geleider kunnen worden geschakeld en gescheiden van alle installaties die niet onder toezicht staan van technische deskundigen, zoals VP en VOP, en niet slechts in tot woning bestemde gebouwen, zoals beschreven in Nen 1010: 2015. Ook de eis dat elke schakel- en verdeelinrichting door één enkel toestel moet kunnen worden gescheiden van de voeding (oude bepaling 536.2.1.5) is vervallen. Logisch omdat de toekomstige generatie installaties wellicht ook worden gevoed door pv- en batterij-systemen. Dan is er sprake van meerdere voedingen. Nu geldt de eis dat alle (mogelijke) voedingen moeten kunnen worden gescheiden van de schakel- en verdeelinrichting.

50 03Draden, geleiders, kabels, snoeren en dergelijke worden in de nieuwe Nen 1010 aangeduid als leidingen.

Deel 5

Dit deel kent de meeste wijzigingen. De belangrijkste zijn op het gebied van: leidingen en verbindingen, montage van schakel- en beveiligingstoestellen, aardlekbeveiligingen, brandbeveiliging, toestellen tegen overstroom en kortsluiting, beveiligingstoestellen tegen transiënte overspanningen, en materieel voor scheiden, schakelen en beveiligen.

A) Leidingen en verbindingen
• Draden, geleiders, kabels, snoeren en dergelijke worden in de nieuwe Nen 1010 aangeduid als leidingen. Deze terminologie wordt overigens niet consequent aangehouden. Nieuw in de norm is het vervallen van de aanduiding van schakel-draden en -adres (oude bepaling 514.3.6). Deze geleiders vormen nu net als de fasedraden zogenaamde actieve geleiders en kunnen gecodeerd worden met bruine, zwarte of grijze isolatie.
• Nieuw is dat stroomketens voor informatie en bijvoorbeeld energie onder voorwaarden in dezelfde kabel mogen worden toegepast.
• Kabels die in de grond worden toegepast, moeten zijn voorzien van een armering, zo is de basisregel. In de vorige norm stond hierop een uitzondering (bepaling 522.8.10.1) Deze Nederlandse aanvulling is vervallen. De opmerking in de nieuwe norm geeft wel alternatieve mogelijkheden, zoals het toepassen van afdekplaten in plaats van armering. De uitzonderingen voor het toepassen van niet-gearmeerde kabels in kabelnetten van industriële bedrijven zijn wel vervallen.
• De hoofdregel is dat verbindingen toegankelijk zijn en blijven voor inspectie, beproeving en onderhoud. Dit betekent dat lasdozen en dergelijke, bereikbaar moeten blijven zonder hak- en breekwerk. Discussie heeft echter regelmatig plaatsgevonden of bepaalde verbindingsconstructies bereikbaar moesten zijn. Om helderheid hierin te geven is in de norm is nu een regel toegevoegd: ‘Een uitzondering hierop vormen verbindingsconstructies die deel uitmaken van materieel dat volgens de productnorm niet noodzakelijk bereikbaar hoeft te zijn.’ Een schrijven van een leverancier dat zijn verbinding onderhoudsvrij is volstaat dus wellicht niet. (Lees ook Hot topic op pag. 54)

B) Montage van schakel- en beveiligingstoestellen
Het toepassen van beveiligingscomponenten en de eisen met betrekking tot schakelen en scheiden zijn veranderd in bepaling 530. Aandachtspunten hierbij zijn de expliciete verwijzing naar bijbehorende documenten van fabrikanten over de wijze waarop schakel- en beveiligingsmateriaal moet worden geïnstalleerd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het aandraaimoment van schroeven, de metaal- en isolatiekeuze van leidingen die mogen worden aangesloten. Ook staat nadrukkelijk vermeld dat de componenten die worden samengebouwd in de schakel- en verdeelinrichting aan de eisen moeten voldoen zoals beschreven in Nen-EN-IEC 61439 (de norm voor schakel- en verdeelinrichtingen).

C) Aardlekbeveiligingen
In bepaling 531 zijn nieuwe eisen beschreven voor foutbescherming. Een belangrijke daarbij is het vervallen van de vertrouwde regel dat op één tweepolige 30 mA-aardlekschakelaar maximaal vier eindgroepen mogen worden aangesloten. De nieuwe regel luidt dat de opdeling van (eind)groepen aangesloten op één aardlekschakelaar (ongeacht 30 of 300 mA) zodanig moet zijn dat bij een normale werking de aardlekschakelaar niet ongewenst uitschakelt, bijvoorbeeld door capacitieve stromen. De capacitieve stromen mogen maximaal 30 procent van de toegekende verschilstroom bedragen.
Let op: dit is een mooie theoretische regel waar je als installateur geen houvast aan hebt. De capacitieve stromen worden immers grotendeels bepaald door de apparatuur die later (wellicht door de gebruiker of andere installateurs) wordt aangesloten. En dus lastig om in te schatten in een ontwerpfase. De eis dat één 30 mA aardlekschakelaar niet de hele installatie mag uitschakelen, volgt nu uit bepaling 531.3.6. Aardlekschakelaars die in serie worden toegepast, moeten onderling selectief zijn om ongewenste uitschakeling te voorkomen. In een hoofdstroomketen kunnen daarvoor selectieve of vertraagde aardlekschakelaars worden toegepast.
Er zijn verschillende typen aardlekschakelaars; AC, A, F en B. In de norm worden in bepaling 531.3.3 en de bijbehorende bijlage 53 A de verschillen en toepassingen van aardlekschakelaars beschreven.

50 04Nieuw is dat stroomketens voor informatie en bijvoorbeeld energie onder voorwaarden in dezelfde kabel mogen worden toegepast.

D) Brandbeveiliging
Nen 1010. 532 is een nieuwe bepaling, waarin de eisen worden beschreven aan beveiligingstoestellen tegen het ontstaan van brand. Het gebruik van RCD’s  IDn ≤ 300 mA en AFDD’s wordt hierbij beschreven op basis van een risicoanalyse.

E) Toestellen tegen overstroom en kortsluiting
In bepaling 533.1.2. worden eisen beschreven aan de keuze en installatie  van smeltpatronen en vermogensautomaten, onder andere in relatie tot de deskundigheid van gebruikers. Ook is er een nieuwe beschrijving van soorten belastingen in relatie tot kabelberekening.

F) Beveiligingstoestellen tegen transiënte overspanningen
Een volledig nieuwe bepaling is 534. In 16 pagina’s wordt het gebruik van overspanningsbeveiligingen beschreven.

G) Materieel voor scheiden, schakelen en beveiligen
• Bepaling 536 is ook nieuw en geeft een overzicht (van afkortingen) van elektrisch beveiligings- en schakelend materieel, de hiervoor gelden normen en waarvoor de betreffende componenten (samen) zijn toe te passen. Selectiviteit tussen componenten is hierbij een belangrijk aandachtspunt waaraan in de praktijk soms lastig is te voldoen.
• Bepaling 537 (schakelen en scheiden) is gedeeltelijk verplaatst naar deel 4. Het resterende gedeelte is anders beschreven en iets aangevuld, maar praktisch niet wezenlijk verandert.
• In bepaling 551 zijn nieuwe en specifieke eisen opgenomen voor het beveiligen van IT-stelsels, zoals isolatie- en aardlekbeveiligingen, bijvoorbeeld bij het gebruik van aggregaten en andere opwekeenheden.

Deel 6

Eerste inspectie en periodieke inspectie is geheel herzien. In een volgende editie van E&W wordt dit gedeelte uitgebreid beschreven.

Deel 7

Dit deel bevat aanvullingen en beperkingen op de delen 1 tot en met 6 voor bijzondere ruimten en omgevingen. Gewijzigd zijn bepalingen in/voor:

• 704: Installaties op bouw- en sloopterreinen (inspectie is toegevoegd).
• 708: Campings en vergelijkbare terreinen. De eisen zijn aangescherpt met betrekking tot het gebruik van aardlekschakelaars 30 mA, de stootvastheid van toegepast materieel en het toepassen van leidingen boven- en ondergronds.
• 710: Medische gebruikte ruimten (grote delen herzien).
• 712: Pv-systemen (herschreven, maar geen inhoudelijke wijzigingen).
• 721: Elektrische installaties in campers en caravans (herschreven, maar geen inhoudelijke wijzigingen).
• 722: Laadinrichtingen voor EV (aangepast op het toepassen van aardlekbeveiligingen in bepaling 722.531).
• 723: Ruimten bestemd voor meting en beproeving is vervallen.
• 724: Elektrolyseruimten is vervallen.
• 730: Walaansluiting voor schepen binnenvaart. Dit is een nieuwe aanvulling en nieuw onderwerp in Nen 1010.
• 754: Vochtige ruimten en ruimten met bijtende gassen, dampen of stoffen is vervallen.

Tot slot

Nen 1010: 2020 is een lijvig boekwerk waarvan de meeste inhoudelijke wijzigingen in dit artikel zijn beschreven. Vooralsnog kan ook Nen 1010: 2015 worden toegepast voor het ontwerpen en bouwen van elektrische installaties. In overleg met de opdrachtgever kan de nieuwe norm als vigerend worden bepaald. De overheid heeft Nen 1010: 2020 vooralsnog niet aangewezen als het nieuwe niveau van minimale veiligheid om aan te voldoen.

­Meer leren over Nen 1010? Kijk op: bit.ly/EW-nen1010voormonteurs

Tekst: Anton Kerkhofs
Fotografie: Bart Overbeeke, Linda Kindt, Herbert Wiggerman, Sander van der Toren