EW04 Omslag 600
September 2011

‘BIM speelt in elke fase van de levenscyclus van een gebouw’

Interview met Aart van Gelder, lid Bouw Informatie Raad

EW_600x400

Aart van Gelder is namens UNETO-VNI lid van de Bouw Informatie  Raad. Ook was hij dagvoorzitter van het congres ‘Excelleren met BIM’, dat op initiatief van de brancheorganisatie, Rijkswaterstaat en Rijksgebouwendiensteind eind juni plaatsvond. ‘Vroeg of laat krijgt elk installatiebedrijf met BIM te maken’.

Wat heeft de installatiebranche, of wellicht concreter: een installatiebedrijf, te winnen met BIM?

‘De voordelen van BIM zijn tweeledig: intern en extern. Binnen de eigen bedrijfsgrenzen zit de winst vooral in de mogelijkheden voor de optimalisatie van de eigen bedrijfsprocessen, wat zich vertaalt in een betere marge en een stevigere marktpositie. Extern gezien zit de grootste winst in de hogere kwaliteit van het eindproduct. Op beide gebieden gaat het daarbij om integratie van zowel processen als informatie.

Door de bank genomen is het gemiddelde bouwproces behoorlijk inefficiënt. Als gevolg hiervan worden de meeste ontwerpfouten pas zichtbaar tijdens de bouwfase en dat leidt tot hoge faalkosten. BIM kan daar verandering inbrengen omdat het de integratie van zowel processen als informatie mogelijk maakt. Hierdoor worden ontwerpfouten gelijk al in de ontwerpfase zichtbaar. Doordat alle partijen samenwerken in één digitaal 3D-model, kun je eventuele problemen al in de ontwerpfase zichtbaar maken en oplossen. Dat is niet alleen stukken goedkoper dan wanneer je dat tijdens de bouw moet doen, maar het leidt ook tot een beter resultaat, een kwalitatief betere oplossing.’

Met BIM dus geen ‘meerwerk’?

‘Idealiter niet, in elk geval niet tijdens de bouwfase. Er zal echter een verschuiving plaatsvinden van werkzaamheden. Ontwerpen – engineering – en werkvoorbereiding krijgen met BIM veel meer gewicht. Voor een deel zal het zwaartepunt daar komen te liggen, net als in de industrie. Vandaar ook dat het zo belangrijk is dat de directie bim volledig ondersteunt. Het gaat niet alleen om een nieuwe techniek, 3D, maar vooral ook om een andere inrichting van de bedrijfsprocessen en een nieuwe manier van samenwerken.’

Betekent een andere inrichting van bedrijfsprocessen dat ook de focus verandert?

‘Als het goed is niet. Uiteindelijk draait – en draaide – het altijd om de klant, de eindgebruiker. Maar door de verkokering van de bouwkolom in het afgelopen decennium, is die voor veel bedrijven wel steeds verder weg komen te staan. Met BIM komt de klant weer prominent in beeld; staat de klant weer centraal. Ook voor de installateur.

Waar voorheen de installateur – kort door de bocht gezegd – moest dansen naar de pijpen van de directe opdrachtgever, meestal de aannemer of projectontwikkelaar, gaat het met BIM weer om de klant die daadwerkelijk gebruik gaat maken van de woning of het gebouw én de bijbehorende installaties. Kortom, om de eindgebruiker.’

Houdt dit in dat hiermee ook de positie van de installateur verandert?

‘Als we het als branche goed aanpakken wel. In eerste instantie waren het vooral de architecten die aan de slag gingen met BIM. Voor hen bood het direct meerwaarde in de zin van visualisatie. Met een 3D-ontwerp konden zij potentiële klanten een veel beter idee geven van het eindresultaat, waardoor ze hun ontwerpen – en daarmee het uiteindelijke gebouw – veel beter konden laten aansluiten op de wensen en verwachtingen van de klant. En dat heeft hun marktpositie behoorlijk verstevigd.

Inmiddels zien ook andere partijen deze voordelen. Bouwbedrijven, aannemers en adviseurs zijn – voor zover ze het niet al hebben gedaan – hard aan de slag om massaal over te stappen op BIM. Alle drie de partijen, architecten, bouwers en adviseurs, hebben inmiddels hun eigen BIM-platform.

De installateurs lopen wat dat betreft echt achteraan. En dat terwijl onze branche begin jaren negentig met ETIM juist een van de koplopers was. We kunnen het dus wel. Onze branche beschikt over meer dan voldoende innovatief vermogen, flexibiliteit en creativiteit om snel aan te haken en daarmee ook opnieuw de rol in te nemen van een kwalitatief hoogwaardige partner.’

En dit geldt ook voor de kleine installatiebedrijven?

‘BIM geldt voor alle installatiebedrijven: ook kleine installatiebedrijven krijgen er op korte termijn mee te maken. Steeds meer  opdrachtgevers stellen BIM als voorwaarde. Zo gaan bijvoorbeeld Rijkswaterstaat en de Rijksgebouwendienst dit najaar bij een aantal projecten van start met een harde eis: zonder BIM geen business. Vandaar is het nog maar een kleine stap naar andere projecten, zoals scholen en kantoren.

Daar hoeft overigens niemand zenuwachtig van te worden, want je kunt ook klein beginnen. Niet iedereen krijgt er in dezelfde mate mee te maken. Waar het ene bedrijf volledig ‘om’ zal gaan, kan een ander bedrijf – zeker in het begin – volstaan met een paar veranderingen. Daarbij gaat het dan vooral om 3D en integratie. In eerste instantie hoeft dat niet verder te gaan dan een klein stukje software en extra aandacht voor ontwerp en werkvoorbereiding.

Let wel: daar zal wellicht niet direct meer inkomsten genereren, maar het hoeft ook geen extra kostenpost te worden. In eerste instantie zullen de voordelen liggen op het gebied van meer grip op de toenemende complexiteit, hogere prestaties en een betere kwaliteit.’

Welke rol speelt UNETO-VNI, de eigen brancheorganisatie, hierbij?

‘Vlak voor de zomer heeft UNETO-VNI samen met Rijkswaterstaat, de Rijksgebouwendienst en de Bouw Informatie Raad het congres ‘Excelleren met BIM gehouden. Dit congres vormde de start van de BIM-campagne van UNETO-VNI. Met deze campagne wil de brancheorganisatie haar leden kennis laten maken en ervaring op laten doen met BIM. De campagne bestaat onder andere uit de uitvoering van gesubsidieerde proefprojecten, het ontwikkelen van BIM-opleidingen en de oprichting van een BIM-expertgroep.

Vooral deze expertgroep is van grote waarde. Hier kunnen kennis en ervaringen worden gebundeld en vervolgens ter beschikking worden gesteld aan andere installatiebedrijven, waarmee wordt voorkomen dat elk bedrijf zelf het wiel moet gaan uitvinden. Dat bespaart niet alleen een hoop onnodige kosten, maar vooral ook tijd en moeite. Het kan de omschakeling van de branche danig versnellen.’

Van waar toch altijd die ‘haast’ als het gaat om BIM?

‘Die ‘haast’ is er vanwege een aantal redenen. De belangrijkste wellicht is dat als je kijkt naar de bouwkolom de installatiebranche echt achterloopt als het gaat om BIM. In het begin maakte dat nog niet zoveel uit, maar als dat niet verandert, is het risico groot dat andere partijen in dat gat gaan springen. Immers, één 3D-model biedt op tal van gebieden enorme voordelen. Het gaat niet alleen om het terugdringen van de faalkosten, het gaat ook om een betere kwaliteit.

Juist in de afgelopen jaren is het belang van installatietechniek sterk toegenomen. Niet alleen vanwege alle trends, ontwikkelingen en wettelijke eisen ten aanzien van ‘duurzaamheid’, maar ook gezien de meerwaarde die techniek kan toevoegen in termen van gebruiksgemak, comfort, integratie enzovoort. Allemaal gebieden waarbij de installateur duidelijk toegevoegde waarde kan bieden, vooral in het voortraject. En juist dit voortraject – waarbij het gaat om ontwerp en werkvoorbereiding – is een belangrijk BIM-domein.

Terecht stellen installatiebedrijven dat juist hun kennis en ervaring in het voortraject van grote waarde kan zijn als het gaat om het terugdringen van faalkosten en het verbeteren van het rendement en comfort van het eindresultaat. Maar dan zal je op z’n minst moeten kunnen meekijken; zal je moeten weten hoe je een 3D-gebouwmodel moet lezen, hoe een dergelijk BIM-model in elkaar steekt en is opgebouwd.

Wat dat betreft biedt bim voor installatiebedrijven dus ook mogelijkheden om hun positie in de markt verder uit te bouwen en te verstevigen. Maar ook hier geldt dat als het te lang duurt, andere partijen die rol naar zich toe zullen trekken, met alle gevolgen van dien.’

BIM speelt dus in meerdere bouwfasen een rol?

‘Sterker nog: BIM speelt ik elke fase van de levenscyclus van een gebouw een rol, ook in de exploitatiefase en zelfs bij renovatie of sloop. Hoewel bij deze laatste twee op dit moment nog maar mondjesmaat bim wordt toegepast, zal dat in de toekomst sterk veranderen.

Tot nu toe waren ‘as build’-gegevens een ondergeschoven kindje, maar opdrachtgevers, gebouweigenaren en eindgebruikers kijken tegenwoordig in toenemende mate naar de kosten tijdens de exploitatiefase. ‘Total Cost of Ownership’, TCO, wordt steeds belangrijker. En ook op dit gebied speelt de installatietechniek een steeds prominentere rol, waarbij vragen als ‘hoe zuinig is de installatie over de gehele levenscyclus?’ en ‘wat zijn de kosten van onderhoud en reparatie?’ steeds vaker doorslaggevend zijn in het beslissingstraject voor de oplossing.

Kortom, in alle fasen speelt BIM een rol. En die rol zal in de toekomst alleen maar sterker worden. Dus ongeacht het moment waarop een installateur bij  een installatie wordt betrokken. Of dat nu tijdens de ontwerpfase is, de bouw, tijdens het gebruik of bij renovatie- en sloopwerkzaamheden, hij of zij zal in toenemende mate moeten kunnen aansluiten op BIM. Het is dus niet langer meer een vraag van ‘of’, maar van ‘wanneer’. En hoe sneller het wordt opgepakt, hoe sneller het zich kan vertalen in concrete voordelen. In eerste instantie in de vorm van meer controle, betere prestaties en een hogere kwaliteit, maar uiteindelijk ook in een betere marktpositie en daarmee betere marges.’ 

Tekst: Noud Heijna
Fotografie: Rob Niemantsverdriet