EW04 Omslag 600
Juni 2011

‘Een norm moet vooral ook kunnen worden toegepast’

EW-600x400

Als voorzitter van de Normcommissie was Peter Coppes direct betrokken bij het tot stand komen van de nieuwe NEN 3140. Niet alleen is deze versie een stuk dunner dan zijn voorganger uit 1998, ook de leesbaarheid en toepasbaarheid zijn volgens de Normcommissie sterk verbeterd. Volgens Coppes was dat ook een van de belangrijkste doelstellingen van de nieuwe versie.

Peter Coppes van C+B Advies en expertise is al meer dan veertig jaar actief binnen de elektrotechniek. Sinds het begin van de jaren tachtig is hij namens UNETO-VNI lid van verschillende Normcommissies, waaronder NEC 64 (NEN 1010 en NEN 3140) en NEC 623 (NEN-EN 50110). Als voorzitter van de NEN 3140-Normcommissie was hij in de jaren negentig nauw betrokken bij en medeverantwoordelijk voor het tot stand komen van NEN 3140-1998. Op dit moment maakt Coppes, inmiddels 67 jaar oud, namens UNETO-VNI nog altijd deel uit van verschillende normcommissies. Zo is de nieuwste versie van NEN 3140 – uitgebracht in april 2011 – eveneens onder zijn voorzitterschap tot stand gekomen.

Wat was de belangrijkste reden om een nieuwe versie van NEN 3140 uit te brengen?

‘Voor alle duidelijkheid: de versie van NEN 3140 uit 1998 is ook onder mijn voorzitterschap tot stand gekomen en daar ben ik nog steeds trots op. De 1998-versie was, zeker inhoudelijk, een goede norm. Dat bleek destijds ook duidelijk uit de feedback die we uit de markt kregen. Vrijwel iedereen vond dat de Normcommissie zijn werk goed had gedaan. Dat ik – mede namens UNETO-VNI – vier jaar geleden het initiatief heb genomen een nieuwe versie te ontwikkelen, doet daar ook niets aan af. De belangrijkste reden om met een nieuwe versie te komen, was het feit dat met het verstrijken van de tijd de norm steeds minder goed werd begrepen en daardoor – niet onbelangrijk – steeds minder, en minder goed werd toegepast. Wat bleek: in nog geen tien jaar tijd was het taalgebruik in Nederland sterk veranderd. Was de formulering in 1998 voor vrijwel iedereen helder en duidelijk, rond 2007 bleek diezelfde formulering steeds meer vragen op te roepen. Het belangrijkste struikelblok was dus niet de inhoud, maar de taal.

De nieuwe versie draait dan ook niet zozeer om inhoudelijke aanpassingen, maar om de taal; de formulering. Met de nieuwe versie hebben we een norm willen schrijven die – uiteraard – inhoudelijk staat als een huis, maar vooral ook helder en eenduidig is geformUleerd en daarmee beter te begrijpen en toe te passen.’

Kunt u een voorbeeld geven?

‘In de 1998-versie staat ergens: ‘Werken in de onmiddellijke omgeving of in de nabijheid van niet voldoende geïsoleerde actieve delen…’. Die hele zin is in de nieuwe versie vervangen door drie woorden: ‘Onder spanning werken’.

Hetzelfde geldt voor de bepalingen uit de Europese norm EN 50110. Hierin staan de bepalingen in het Engels en het Frans genoteerd. NEN-EN 50110 is de Nederlandse vertaling van EN 50110. In de oude versie zijn de teksten uit de Europese norm letterlijk vertaald, waarbij zoveel mogelijk aan de oorspronkelijke woordkeuze is vastgehouden. Dit leidde vaak tot moeilijk leesbare zinnen, waardoor dergelijke bepalingen op meerdere wijzen konden worden geïnterpreteerd. In de nieuwe versie hebben we gekozen voor een teleologische vertaling. Dat wil zeggen: een vertaling naar het doel van wat met de oorspronkelijke bepalingen moest worden bereikt. Dus hoewel de bepalingen in de nieuwe versie nu vaak anders zijn omschreven dan in de oorspronkelijke geharmoniseerde norm, is de inhoud dus niet veranderd. Nog een voorbeeld: in de oude versie staat op een bepaald punt: ‘Indien de bedrijfsomstandigheden wijzigen moet de bestaande installatie worden aangepast aan de dan geldende normen. Hiervan kan worden afgeweken als bijvoorbeeld de overzichtelijkheid of de bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt. In dat geval moet de installatie ten minste worden aangepast aan de normen die golden ten tijde van de oorspronkelijke aanleg van de installatie’. In de nieuwe versie is dit veranderd in ‘Als bedrijfsomstandigheden wijzigen moet worden beoordeeld of de installatie nog veilig kan worden gebruikt. Zo nodig moet de installatie worden aangepast’.’

Waarom is destijds gekozen voor dit soort formuleringen?

‘Wanneer je een norm opstelt is er altijd een spanningsveld tussen de juridische volledigheid en het dagelijkse taalgebruik. In 1998 lag het accent duidelijk meer bij de juridische volledigheid dan bij leesbaarheid. Bij de nieuwe versie hebben we dat accent verlegd naar een heldere en leesbare formulering. Daarbij hebben we nadrukkelijk rekening gehouden met de gebruiker. De norm is immers niet bedoeld voor juristen, maar voor technische vakmensen.

NEN 3140 is de belangrijkste norm op het gebied van elektrotechniek. Deze geldt voor iedereen en altijd als het gaat om het werken met elektriciteit. Het is dus belangrijk dat deze norm door zoveel mogelijk mensen binnen dit werkgebied kan worden begrepen en toegepast. Dat houdt in dat ook iemand die net zijn of haar ROC-diploma heeft gehaald, de norm moet kunnen lezen, begrijpen en eigenlijk probleemloos bij het dagelijkse werk moet kunnen gebruiken.’

De Normcommissie heeft vier jaar gewerkt aan deze nieuwe versie. Is dat niet wat lang als het voornamelijk gaat om een andere formulering?

‘Normalisatie – het tot stand brengen van een norm – is een proces waarbij het gaat om het vinden van overeenstemming, consensus. Alleen als alle partijen in de normcommissie zich in de voorgestelde norm kunnen vinden en ermee instemmen, heb je een nieuwe norm. Tot die tijd moet je dus met elkaar overleggen en discussiëren over wat wel en niet. Bij een dergelijk proces draait het om zorgvuldigheid en niet zozeer om snelheid.

In de Normcommissie voor NEN 3140 zitten verschillende partijen, zoals grote industriële bedrijven, vertegenwoordigers van de elektrotechnische inspectie, installateurs enzovoort. Kortom, partijen die vaak uiteenlopende – en soms zelfs tegenstrijdige – belangen hebben. En met al die partijen moet je wel op een lijn komen te zitten, zonder dat je aan inhoudelijke kwaliteit inlevert.

Gelijktijdig moet je er als commissie voor waken dat  je niet alles in een norm stopt. Sommige zaken zijn zo specifiek dat het geen nut heeft om ze op te nemen. Neem bijvoorbeeld een stroomleiding van een sneltrein, 750 V gelijkstroom. Dit is een op zichzelf staand gebied, met dusdanige specifieke aspecten die behalve daar, verder niet in Nederland voor komen. Dan heeft het dus ook geen zin al die uitzonderlijke aspecten op te nemen in een norm die voor heel Nederland geldt. Ook wat dat betreft wijkt de nieuwe norm af van de versie uit 1998.’

In 1998 heeft de Normcommissie wel geprobeerd alles mee te nemen?

‘Nou, ‘alles’ is te veel gezegd, maar in de 1998-versie zaten inderdaad tal van situaties en aspecten waarvan we nu hebben gezegd dat ze buiten de scope van de norm vallen. Immers, wat voor zin heeft het allerlei bepalingen en richtlijnen in een norm op te nemen voor zaken die slechts voor een of een handjevol bedrijven van toepassing zijn? Zo hebben we bijvoorbeeld in Nederland een kopersmelterij waarbij koper wordt gesmolten met elektriciteit van 30.000 – 40.000 A. Een unieke situatie.

Door dit soort uitzonderingen niet meer in de norm  op te nemen, kun je zaken veel eenduidiger omschrijven. Er zijn veel minder zaken die allemaal in een en dezelfde formulering hoeven te passen. Waar we toen wel hebben gekozen om alles zo generiek mogelijk te beschrijven – en waarbij dus zoveel mogelijk verschillende situaties onder een noemer zijn gebracht –, hebben we nu vooral ook gekeken naar wat wel en niet zinvol is om op te nemen. Ook dat aspect heeft de toegankelijkheid en toepasbaarheid sterk verbeterd.’

Dus inhoudelijk is er eigenlijk niets veranderd? 

‘De belangrijkste doelstelling was de leesbaarheid en daarmee de toegankelijkheid en toepasbaarheid verbeteren. Dat wil echter niet zeggen dat we inhoudelijk ‘niets’ hebben veranderd. Uiteraard hebben we gelijktijdig ook inhoudelijk wel het een en ander aangepast. Naast het gegeven dat we tal van uitzonderingssituaties niet meer hebben meegenomen, hebben we ook een aantal ‘reparaties’ uitgevoerd. Zo kende de 1998-versie nog een verschil tussen een ‘nabijheidszone’ en een ‘gevarenzone’. In de nieuwe versie is dit vervangen door een gevarenzone van 50 cm.

Hetzelfde geldt min of meer voor ‘onder spanning werken’. De nieuwe versie is op dat gebied veel duidelijker. Voorheen gold dat het bij wet was verboden, met daarbij tal van uitzonderingen. De nieuwe versie stelt dat het – mede op grond van de Arbowet – ‘vrijwel altijd verboden is’.

Andere inhoudelijke veranderingen betreffen ondermeer thermografie en verschillende nieuwe bijlagen. In 1998 was thermografie nog zo’n apart en specialistisch werkgebied dat het niet eens in de norm werd genoemd. Inmiddels is het bijna een generieke techniek waarover de nodige misverstanden bestaan. Om onduidelijkheid weg te nemen staat er nu in de norm dat thermografie wel een aanvulling kan zijn op metingen en inspectie, maar deze niet kunnen vervangen. Verder is de norm voorzien van verschillende informatieve bijlagen over onder meer veiligheidsmiddelen, generatoren en verantwoordelijkheden.’

Kortom, een goede, nieuwe NEN 3140?

‘Ik ben zeer tevreden, zowel met de inhoud als met de leesbaarheid. Want naast alle inhoudelijke bepalingen, regels en wat dies meer zij, die nodig zijn om de veiligheid te garanderen, is het vooral zaak dat al die regels ook goed worden begrepen en daarmee ook juist kunnen worden toegepast.

Samenvattend: in 1998 hebben we inhoudelijk een uitstekende norm neergezet. En met de nieuwe versie hebben we een norm die hier en daar inhoudelijk zelfs nog beter is, maar die bovenal qua tekst en formulering aansluit op de dagelijkse praktijk en daarmee voor installateurs en inspecteurs gemakkelijker en beter toe te passen bij hun dagelijks werk.’

Tekst: Noud Heijna
Fotografie: Herbert Wiggerman