EW04 Omslag 600
September 2020

Gerommel in de meterkast

‘Niet alleen de consument maakt er een potje van’

46 02

De meterkast puilt vaak uit met spullen, waardoor de nuts- en communicatieaansluitingen, ondergesneeuwd raken. Maar ook voordat de bewoners deze ruimte volproppen, wordt de helft van alle meterkasten al afgekeurd bij de oplevering. Het belang én het risico van dit centrale zenuwknooppunt in huis lijkt door architecten, bouwers, installateurs en bewoners ernstig te worden onderschat.

Een van de meest multifunctionele ruimtes in huis blijkt de meterkast te zijn. Tenminste, dat is de dagelijkse praktijk in een groot deel van de huishoudens. Met als gevolg dat de meeste meteropnemers, monteurs en andere professionals die beroepsmatig in de meterkast moeten zijn, zich door van alles moeten heen worstelen: pv-omvormers, close-in boilers, waterontharders, aansluitpunten voor elektrische auto’s, computerservers, modems, routers, wifiversterkers, telefooncentrales, alarminstallaties, en dan nog allerlei spullen zoals bezems, schoenen, stofzuigers, strijkplanken, oud papier, kinderwagens en sportartikelen. Je zou dus kunnen zeggen dat de meterkast dringend aan grotere afmetingen toe is. ‘Integendeel’, zegt Gerwin Groenewold, inspecteur Bijzondere Aansluitingen bij het Waterbedrijf Groningen en lid van de normcommissie Meterruimten Nen 2768. ‘Hij moet juist kleiner, want wat ons betreft horen er alleen maar abonnee-overnamepunten in de meterkast: water, elektriciteit, telefoon, internet en gas of stadsverwarming.’

46 01

Vijftig procent afgekeurd

Niet alleen de consument maakt er een potje van. Nog steeds wordt voordat de woning wordt aangesloten al zo’n vijftig procent van de meterkasten in laagbouwwoningen afgekeurd. Triest genoeg is dat al een hele verbetering ten opzichte van de pakweg zeventig tot tachtig procent van de meterkasten die voorheen niet door de keuring heen kwam. ‘Bizar veel’, zegt Groenewold, die nog steeds niet begrijpt hoe het zo fout kan gaan. ‘Het ontwerp is vastgelegd in de landelijke standaard Nen 2768+A1:2018 voor meterruimten in de woningbouw. Daarnaast is er ook een uitwerking van deze norm beschikbaar in de vorm van IWUN-werkbladen. Hierin wordt precies uitgelegd hoe een meterkast moet worden gebouwd, inclusief wat de installatie- en de nutszones zijn, zodat die niet door elkaar lopen. En toch zien we keer op keer invoerbochten die op de verkeerde plaats of scheef zijn geplaatst, kruisende (drinkwater)leidingen, en zelfs meterruimtes die niet de juiste afmeting hebben.’ Deze fouten zijn des te onbegrijpelijker omdat ze voor onnodige vertraging en kosten zorgen. De installateur moet dan namelijk aan de bel trekken bij de aannemer, die vervolgens herstelwerkzaamheden moet uitvoeren, met mogelijk vertraging voor de toekomstige bewoners. Iedereen heeft er daarom belang bij om de meterkast in een keer goed op te leveren. ‘Ik ben echt op zoek naar wat wij nu verkeerd doen als nutssector, ‘zegt Groenewold. ‘Want bij de aanvraag van een aansluiting is er direct toegang tot de IWUN-werkbladen. Het is vrij makkelijke informatie. Overigens zien we deze problemen bij projecten van elke omvang.’

Door het stapelen spelen bewoners bijna letterlijk met vuur

Gevaarlijke warmteontwikkeling

En dan is er natuurlijk nog de puinhoop die veel bewoners er zelf van maken in de meterkast. Niet alleen kan de brandweer bij een calamiteit moeilijk de hoofdschakelaar bereiken tussen de opgestapelde spullen, de onbedoelde inventaris kan ook zelf tot gevaarlijke situaties leiden. Alle draaiende elektronica zorgt immers voor de nodige warmteontwikkeling, terwijl de niet-elektrische spullen vaak een goede ventilatie voorkomen. Om nog maar niet te spreken van de standaardventilatie in de oorspronkelijke (bouw-)deur, die veelal wegvalt als die wordt vervangen door een chiquere binnendeur. De warmte brengt verschillende risico’s met zich mee. Zo kan het water in de waterleiding na de hoofdkraan te veel worden opgewarmd, met het risico van legionella. Wettelijk is 25 °C de norm, en met allerlei warmteproducerende toestellen loopt de temperatuur structureel behoorlijk op. Ook kan er door het verschil in temperatuur van de warme kast en het koude binnenkomende water condensvorming rond de watermeter optreden. Spullen worden daardoor nat, schimmel ligt op de loer, en een hoge luchtvochtigheid is niet bevorderlijk voor de levensduur en veiligheid van de apparatuur. Verder kunnen er problemen ontstaan bij de afschakeling van de groepen op de zekeringenautomaat. Deze zijn gegarandeerd op 16 A bij 20 °C, Maar als de temperatuur stijgt, verandert de afschakeling naar bijvoorbeeld bij 14 tot 15 A. Geen probleem met grote impact, alleen zal de bewoner wat vaker heen en weer naar de meterkast moeten lopen. Wel gevaarlijker van aard is de invloed van de opwarming op verschillende metalen. Koperen stroomdraden zitten geklemd in een klemblok, en wanneer de temperatuur constant verandert, dan treedt er mechanische werking op, met kans op grotere stromen en daarmee brand. Tot slot is stadsverwarming een groeiende factor van belang. Onderzoek in opdracht van de Nen naar warmteproducerende apparatuur in meterruimten (Van Wolferen, 2014) heeft uitgewezen dat een goed functioneren van de meterkast is gegarandeerd tot 100 W warmtedissipatie. Daarvan neemt de warmteset volgens fabrieksopgave al zo’n 70 W voor zijn rekening, en dus resteert er nog pakweg 30 W voor apparaten die ook warmte produceren. Met een beetje pech soupeert het meterbord deze ‘vrije’ ruimte al op. Daarmee wordt toevoeging van allerlei andere apparatuur al helemaal uit den boze. En het wordt zelfs ronduit gevaarlijk als de buizen van de stadsverwarming ook niet goed zijn geïsoleerd.

46 03Hoe vaak wordt de meterkast gecontroleerd op veiligheid?

Geen straf op verrommelen

Door het stapelen spelen bewoners dus bijna letterlijk met vuur. Niemand krijgt de wettelijke 2768-norm bij oplevering van de woning meegeleverd. Anderzijds wordt iedereen geacht de wet te kennen. Is het dan ook aannemelijk dat brand die uitbreekt in de meterkast problemen oplevert bij de schadeafhandeling? Bij een woordvoerder van de Bond van Verzekeraars is hierover niets bekend, en hij verwijst naar de individuele verzekeraars. Zo vermeldt Interpolis: ‘Het is een prettige gedachte dat u verzekerd bent voor schade die ontstaat als gevolg van kortsluiting. Maar u wilt dit natuurlijk het liefst voorkomen. We geven u daarom de volgende tips: Gebruik uw meterkast niet als extra bergkast. Zorg voor voldoende ventilatie door een rooster in de deur te plaatsen.’ Het lijkt hier bij een eenvoudige tip te blijven zonder consequenties voor de dekking. Ook het Platform voor Onderlinge Verzekeraars vermijdt een al te opgeheven vingertje en gaat niet verder dan de mededeling: ‘De meterkast is geen bergkast: plaats hierin geen andere spullen en zeker niet als die spullen gemakkelijk brandbaar zijn.’ Bewoners zelf maken zich overigens geen enkele zorgen. Sterker nog, uit het onderzoek ‘Corporatiesector in beeld’ van Bouwkennis (2015) blijkt dat 87 procent van de Nederlanders denkt dat hun meterkast veilig tot zeer veilig is. Verder weet 20 procent van de bewoners niet of en hoe vaak de meterkast wordt gecontroleerd op veiligheid. Kortom, wie trekt er eens aan de bel? Groenewold: ‘Het klopt dat bewoners geen informatie krijgen over het gebruik en onderhoud van de meterkast. Maar de wetgever, aannemer, verzekeraars en andere betrokkenen hebben niet per se een brengplicht, de consument heeft ook een zekere haalplicht. Daarnaast ligt er formeel een taak bij bouw- en woningtoezicht van gemeentes. Die moet erop toezien dat een woning veilig is en kan eventueel een dringend advies uitbrengen.’ Dat lijkt echter alleen een papieren oplossing, want er is geen gemeentelijk ambtenarenapparaat met tijd en geld over om dit soort controles uit te voeren. En dan nog, er staat geen straf op het verrommelen van je eigen meterkast.

46 04Wie controleert de meterkast op veiligheid?

Geen plek voor installatiewerk

De meterruimte van de toekomst staat prominent op de agenda van de normcommissie. Centrale gedachte is een meterruimte die volledig is bedoeld voor de netbeheerders, en waarin dus geen plek is voor installatiewerk. Misschien nog meer in de richting van de manier waarop het nu ook in de hoogbouw is geregeld, met zelfs een separate ruimte voor nutsvoorzieningen en voor techniek, zeg maar een koude kast en warme kast. Dat begint met andere ontwerpuitgangspunten op de tekentafels van de architecten. ‘En laat ze dan gelijk ook meer bouwkundige kasten opnemen’, suggereert Groenewold, die aangeeft dat er feitelijke twee problemen zijn. ‘Eigenlijk is de huidige meterkast te groot, en verleidt daarom om andere dingen toe te voegen. Maar uiteindelijk is dit ‘volproppen’ gewoon een schreeuw om meer kastruimte in de woning.’ Het scheiden van nuts- en installatietechnische ‘must haves’ en overige huisinstallaties en opslag zal het probleem van een te grote warmteontwikkeling nauwelijks oplossen, want ook dan zullen we alle hoeken en gaten weer volstoppen met het toenemende aandeel elektronica in en om het huis. Wel zijn de abonneeovernamepunten dan in elk geval veilig.

Tekst: Kerstin van Tiggelen
Fotografie: Gerwin Groeneveld
Illustratie: Maarten de Vries