EW04 Omslag 600
Augustus 2012

KopStaart-aanpak krijgt vervolg in projecten

Onderhoud-installatie-600x400Het is zeer belangrijk gebruikers goed over het onderhoud van hun installaties te informeren

De afgelopen jaren is in de media veel aandacht besteed aan slecht aangelegde of ingeregelde ventilatiesystemen in nieuwbouwwoningen. Globaal voldoet 50 procent van de opgeleverde mechanische ventilatiesystemen niet aan de minimumkwaliteiteisen. Een actieplan, met zes proefprojecten, moet concreet invulling gaan geven aan de in 2010 overgenomen KopStaart-aanpak.

In het kader van het Lenteakkoord heeft de bouwsector samen met UNETO-VNI in 2010 haar verantwoordelijkheid genomen en een beleidsovereenkomst opgesteld, de KopStaart-aanpak, om deze situatie te verbeteren. Nu is het tijd om die afspraken in te zetten voor een kwaliteitsslag voor de ventilatievoorzieningen van nieuw te bouwen energiezuinige woningen.

De doelstelling van de KopStaart-aanpak is het werken naar een situatie waarin ontwikkelaars en ontwikkelende bouwers verantwoordelijkheid nemen voor de kwaliteit van hun eindproduct. Aan de ‘kop’ gebeurt dit door in het Programma van Eisen expliciet de verlangde prestaties op te nemen. In het bestek moet vervolgens worden vermeld dat bij oplevering inzichtelijk moet zijn dat de verlangde prestatie in de praktijk moeten worden behaald. En bij de ‘staart’ gebeurt dit door (gecertificeerde) metingen en/of beproevingen te laten verrichten om de eindkwaliteit aan te tonen. Hierbij moet de opleverkwaliteit minstens gelijk zijn aan de eisen uit het Bouwbesluit en aan de eventueel overeengekomen hogere kwaliteit volgens het bestek.

Alle fasen

Uit recent onderzoek [1] naar ventilatiesystemen in nieuwbouwwoningen door BBA Binnenmilieu en het RIVM blijkt dat tekortkomingen van de systemen ontstaan in alle fasen van de bouw: vanaf het ontwerp tot en met het gebruik en onderhoud door bewoners. Het onderzoek is uitgevoerd bij honderdvijftig woningen met balansventilatie en 149 woningen met natuurlijke toevoer en mechanische afzuiging. Uit het onderzoek komt naar voren dat in circa de helft van de woningen in een of meer verblijfsruimten te weinig luchtverversing is. In vijftien woningen ontbrak het in de woon- of slaapkamers aan te openen ramen. In de helft van de woningen met balansventilatie ontbrak een zogeheten bypass in de centrale ventilatie-unit. Verder veroorzaakten de installaties veel geluidsoverlast, waren ze vaak niet schoon en was het ontwerp niet correct. Ook worden de installaties meestal onjuist gebruikt en niet goed onderhouden. Dit alles leidt tot een als slecht ervaren kwaliteit van het binnenmilieu. Er is geen verschil aangetoond in zelfgerapporteerde gezondheid tussen bewoners van woningen met balansventilatie en bewoners van woningen met natuurlijke toevoer, gecombineerd met mechanische afzuiging. Geconcludeerd wordt dan ook dat de mechanische ventilatiesystemen in de recent gebouwde Nederlandse eengezinswoningen op veel essentiële punten tekortkomingen vertonen. De tekortkomingen ontstaan tijdens alle fasen van het bouwproces. Veel tekortkomingen hebben te maken met ontwerpbeslissingen of ontstaan tijdens de bouw (uitvoeringsfase). Een deel van de tekortkomingen hangt samen met het gebruik en onderhoud.

Naar aanleiding van het BBA/RIVM-onderzoek heeft staatssecretaris Joop Atsma aan de Tweede Kamer toegezegd in gesprek te gaan met bouwpartijen om op korte termijn met oplossingen te komen voor het probleem van ventilatievoorzieningen die niet voldoen of niet correct worden gebruikt en onderhouden. Dit alles heeft ertoe geleid dat de betrokken partijen met een actieplan komen dat zal leiden tot aantoonbaar betere ventilatiesystemen in nieuwbouwwoningen. Voortaan moet elk ventilatiesysteem bij oplevering daadwerkelijk voldoen aan de kwaliteit die door de opdrachtgever en de wetgeving worden gesteld en ook daarna worden gebruikt, zoals bedoeld.

Actieplan

De basis voor het actieplan is de eerder genoemde KopStaart-aanpak. Deze aanpak wordt met concrete maatregelen en acties ingevuld en aan de staart uitgebreid met aanvullende acties  richting  gebruikers. In het actieplan is toetsing van de kwaliteit van de ventilatievoorzieningen (capaciteit, verdeling, geluid) bij oplevering leidend.

De tekortkomingen aan de kwaliteit van de ventilatievoorzieningen kunnen ontstaan tijdens alle fasen van het bouwproces. Zo kunnen tekortkomingen in het systeem bijvoorbeeld al ontstaan in de ontwerpfase door ontwerpbeslissingen of tijdens de bouw (uitvoeringsfase) door installatiefouten. Een goede eindkwaliteit, uitgedrukt in termen van de ventilatiecapaciteit, de verdeling van de ventilatiecapaciteit en het geluid van de ventilatievoorziening, kan uitsluitend worden gerealiseerd als hierop wordt gestuurd in alle fasen van het bouwproces.

Installatiebedrijven voor proefprojecten gezocht
Het actieplan omvat zes proefprojecten. UNETO-VNI is betrokken bij de proefprojecten 4 en 5. voor deze projecten worden bij UNETO-VNI aangesloten installatiebedrijven gezocht die ervaring willen opdoen en hierin actief willen meedenken. geïnteresseerden kunnen zich aanmelden bij fred vos, beleidsontwikkeling UNETO-VNI, 088 5432 650 of f.vos@technieknederland.nl.

Proefproject 4, ‘documentatie en informatie naar bewoner’
Dit project gaat na welke informatie, en op welke wijze, voor de bewoners beschikbaar kan worden gesteld. Hierbij kan aansluiting worden gezocht op www.mijnhuisinstallatie.nl, een website die door de UNETO-VNI is gelanceerd. Op deze website kan binnen tien stappen een generieke – algemene – gebruikshandleiding worden aangemaakt die aan bewoners als print of als pdf ter beschikking kan worden gesteld. Ook kan op www.publicatieportal.nl een specifieke, op maat gemaakte handleiding worden aangemaakt die kan worden aangevuld met foto s, gerichte projectinformatie en contactgegevens van het installatiebedrijf.

Proefproject 5, ‘onderzoek naar een light-versie van de opleveringskeuring’
In dit proefproject wordt nagegaan of en hoe een light-versie van de opleveringskeuring voor ventilatievoorzieningen toepasbaar is. Hierbij is er een onderscheid in toetsing aan de voorschriften en toetsing aan de onderlinge afspraken. Mogelijk is hier een meting noodzakelijk volgens de methodiek van brl 8010-3. Het betreft onder meer een controlemeting van de ventilatiehoeveelheden en de luchtverdeling. Ook wordt het installatiegeluid gemeten, volgens de indicatieve methode in isso-publicatie 111 of brl 8010-3. ’   

 

Het actieplan behelst diverse proefprojecten en deelactiviteiten. De projecten en activiteiten zijn elk gericht op een deel van de bouwketen en de daarin opererende partijen. Samen moeten ze in de keten resulteren in verbetering van de kwaliteit van het ventilatiesysteem, oftewel verbetering van de totale prestatie van de luchtverversing.

Het actieplan bevat onder meer:

-        Uitvoering van proefprojecten in de verschillende bouwfasen waarin de aanpak met toetsing op opgeleverde kwaliteit gestalte krijgt. De beoogde door- looptijd van de proefprojecten is tussen mei 2012 en eind 2012.

-       Bij oplevering zorgen bouwer/installateur/leverancier ervoor dat aan bewoner, eigenaar of huurder correcte en op de woning afgestemde informatie wordt verschaft in de vorm van een gebruikershandleiding en persoonlijke voorlichting, inclusief de aanwezigheid van een objectief vastgesteld niveau waarop het ventilatiesysteem functioneert.

De partners die de gedeelde verantwoordelijkheid dragen voor het activiteitenplan zijn: Aedes, BNA, Bouwend Nederland, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het ministerie van Infrastructuur en Milieu, Neprom, NVB, SWK, Woningborg, UNETO-VNI, VAC-punt Wonen, VEH, VLA en de Woonbond. De partners voeren zowel afzonderlijk als in verschillende samenstellingen diverse activiteiten uit. Gezamenlijk voeren zij de volgende proefprojecten uit:

-   opdrachtverlening;
-   toezicht op uitvoering;
-   vaststelling bij de oplevering;
-   documentatie en informatie naar de burger;
-   ontwerp ‘light-versie’ opleveringskeuring;
-   scholing en leren uit ervaringen.


Geluidseis

Het Bouwbesluit 2012 stelt een prestatie-eis van 30 dB voor de binnen de woning gelegen installaties. Met een geluidmeting moet worden aangetoond dat dit niet wordt overschreden.

Indien de proefprojecten nog gebaseerd zijn op de eisen van het Bouwbesluit 2003, is deze prestatie-eis geen onderdeel van opleveringskeuring, tenzij dit privaat – via het bestek – is voorgeschreven. Voor de light-versie van de opleveringskeuring worden steekproefsgewijs aan de hand van de inregelrapportage een of enkele luchthoeveelheden gecontroleerd. De geluidmeting berust op een indicatieve methode vol- gens Isso-publicatie 111.

Monitoring en evaluatie

Om na te gaan in hoeverre de ventilatiesituatie ook daadwerkelijk verbetert, is monitoring en evaluatie van de acties nodig. Op basis hiervan kunnen de instrumenten en werkwijzen worden aangepast. Van  de partijen die deelnemen wordt ten minste verwacht dat zij zich actief opstellen in het meedenken over de monitoring en evaluatie en het aandragen van de informatie uit de proefprojecten. De monitoring vindt in elk geval eind 2012 plaats en daarna, afhankelijk van de bevindingen ook eind 2013 en eind 2015. De monitoring wordt uitgevoerd door een onafhankelijke organisatie.

Tekst: Fred Vos
Fotografie: Arno Massee, Linda Kindt