EW04 Omslag 600
Maart 2010

Machinerichtlijn: een nieuwe aanpak in 2010

EW-600x400Ook besturingscomponenten vallen onder de nieuwe richtlijn.

De tijd van goede voornemens is voorbij. Vanaf 29 december 2009 is de machinebouwer namelijk gehoden aan een nieuwe Machinerichtlijn. Daarnaast stond de uitfasering van EN 954 op het programma. En hoewel dit nog even is uitgesteld, is het goed ook bij deze op stapel staande verandering stil te staan.

Waarom is er in Europa een nieuwe Machinerichtlijn nodig? Het is een terechte vraag die menig machinebouwer en installateur zich de afgelopen tijd heeft gesteld, gezien het feit dat de experts van mening zijn dat er niet zoveel is veranderd. Volgens verschillende bronnen kan de aanleiding worden gevonden in een rapport uit 1995 van de Molitor Groep. Deze adviseerde een duidelijkere definitie van het begrip ‘machine’, voor een eenvoudigere risicoanalyse en een lager uitpakkend kostenplaatje om aan de regels te voldoen. Zowel het Molitor-rapport als de trend naar steeds meer geïntegreerde systemen hebben er uiteindelijk voor gezorgd dat de nieuwe richtlijn over scherpere begripsdefinities beschikt, en dat tevens de overlap met andere richtlijnen is teruggedrongen.

Niet voltooid

In de nieuwe Machinerichtlijn zijn de definities van machines herschreven en is er tevens een nieuwe definitie 'niet-voltooide machine' geïntroduceerd (Machinerichtlijn, artikel 2). Uit de eerste definitie (a1) blijkt dat de wetgever ook machines die later worden voorzien van een aandrijfsysteem, als machine ziet. Dus ook wanneer alleen frame en bewegingsmechanisme worden geleverd, moet worden voldaan aan de Machinerichtlijn. De definities a2 en a3 voegen toe dat ook het ontbreken van bevestigingsmiddelen en krachtbron geen excuus is niet aan de richtlijn te voldoen.

In het vierde onderdeel, in combinatie met de definitie ‘g’, wordt duidelijk dat ook de niet-voltooide machines die in een lijn worden ingebouwd onder de richtlijn vallen. Hiervoor is de term ‘niet-voltooide machine’ in het leven geroepen, om aan te geven dat de richtlijn ook voor onderdelen als aandrijfsystemen van toepassing is. Tot slot geeft definitie a5 aan dat hetzelfde geldt voor samenstellingen voor het heffen van lasten, waarbij alleen spierkracht wordt gebruikt.

EWDe nieuwe Machinerichtlijn geeft duidelijke definities.

Verklaringen

Eén van de grootste veranderingen in de nieuwe richtlijn zit in de mee te leveren verklaringen. En dan vooral de extra documentatie, die naast de inbouwverklaring met een niet-voltooide machine moet worden meegeleverd. Deze inbouwverklaring, die in de oude Machinerichtlijn bekend stond als IIB-verklaring, is in feite een verbod op ingebruikname. Pas wanneer de machine waarin het onderdeel wordt ingebouwd als geheel aan de Machinerichtlijn voldoet, voldoet ook de ‘niet-voltooide machine’. Alle verplichtingen verschuiven op zo’n moment naar de koper of inbouwer die er een volledige machine van maakt. Waar in 2009 de IIB-machine nog kon worden geleverd met alleen een IIB-verklaring, moeten fabrikanten nu ook een risicoanalyse uitvoeren, een technisch dossier toevoegen en de machine voorzien van een montagehandleiding. Een forse uitbreiding van activiteiten dus, die vooral voor de samenbouwer voordelen oplevert, omdat hij van meet af aan over volledige informatie beschikt.

Tot slot is de IIC-verklaring voor veiligheidscomponenten op de schop gegaan. Bij veiligheidscomponenten – gedefinieerd in artikel 2c en waarvoor een indicatieve lijst is samengesteld in bijlage V – moet vanaf heden een Verklaring van Overeenstemming conform bijlage IIA, worden geleverd.

Tweedehands machines

Een punt van verwarring blijkt ook de vraag op welke machines de huidige Machinerichtlijn precies van toepassing is. Geldt de richtlijn bijvoorbeeld ook voor tweedehands machines? En wat moet er gebeuren met nieuwe machines die nog in het magazijn staan? De Machinerichtlijn 2006/42/EG stelt dat de richtlijn alleen van toepassing is op machines die na 28 december 2009 voor het eerst in de handel zijn gebracht. Mits ongewijzigd, blijven tweedehands machines dus gevrijwaard. Voor nieuwe machines in het magazijn is het van belang of deze bij een dealer of bij de fabrikant zelf staan. Ook hier is het weer een kwestie van definities. Artikel 2h stelt namelijk: ‘in de handel brengen is het voor het eerst tegen vergoeding of gratis in de gemeenschap ter beschikking stellen van een machine of niet-voltooide machine met het oog op de distributie of het gebruik ervan’. Machines die op 29 december 2009 het pand nog niet hadden verlaten, vallen dus onder de huidige regelgeving.

Ook op het gebied van functionele veiligheid leek het er op dat voor 2010 een nieuwe aanpak nodig zou zijn. Natuurlijk is het zo dat een veilige besturingskast sinds 2009 voldoet aan IEC 61439 en  dat  in dit geval ook NEN 1010. Voor de besturingsonderdelen met veiligheidsfuncties kan daarnaast gebruik zijn gemaakt van NEN-EN 954-1. En juist met deze norm kan niet iedereen meer uit de voeten. Want hoewel er op redelijk eenvoudige wijze wordt gewerkt met een risicograaf die risico’s in vijf categorieën indeelt, rijzen er problemen zodra je te maken krijgt met programmeerbare veiligheid.

Geen onderscheid

Natuurlijk verwijst NEN-EN 954-1 in paragraaf 4.2 voor deze componenten netjes door naar IEC 1508 (lees: NEN-EN-IEC 61508), maar dan stuit je vervolgens op een boekwerk van maar liefst 780 pagina’s. Voor de meeste machinebouwers is dat een brug te ver. Daar komt nog bij dat NEN-EN 954-1 geen onderscheid maakt in de kwaliteit van de besturingsonderdelen. Of je nu Chinees speelgoed of hoogwaardige spullen in een besturingskast stopt, volgens NEN-EN 954 maakt dat niets uit voor de veiligheid. Alleen de structuur van de besturing wordt in de risicobeoordeling meegenomen.

Ook ten aanzien van dit punt is er de nodige weerstand. Er is dan ook besloten om voor de machinesector een specifieke variant NEN-EN-IEC 62061 te maken, waarin opgenomen de SIL (Safety Integrity Level) van een veiligheidsfunctie. ISO roept een methode in het leven op basis van PL (Performance Level) in de vorm van NEN-EN-ISO 13849-1:2006. Beide normen geven handvatten voor het bepalen van de veiligheid van een besturing op basis van architectuur, kwaliteit van de onderdelen en de diagnosegraad van fouten. Hierbij vergt NEN-EN-IEC 62061 wat meer rekenwerk en lijkt NEN-EN-ISO 13849-1:2006 – door de wat meer visuele benadering – meer op NEN-EN 954-1.

Hoewel het iedereen vrij staat te kiezen, gebruiken de meeste machinebouwers de PL-norm. Ook zijn er nog genoeg producenten te vinden die het nog gewoon bij NEN-EN 954-1 houden. Ondanks het verleende respijt tot eind 2011 doen zij er echter goed aan snel hun keuze te maken. Een nieuwe aanpak doe je er niet zomaar even bij en ook de oliebollen van 2011 zijn er sneller dan je denkt.

Tekst: Liam van Koert
Fotografie: Ed Buying, Rob Niemantsverdriet