EW04 Omslag 600
Devember 2016

NEN 1010/C1 2015: correcties op NEN 1010: 2015

NEN 1010 C1Veranderende eisen wat betreft het gebruik van kabels.

In augustus heeft NEN een correctieblad uitgegeven waarin in tabelvorm correcties staan op NEN 1010: 2015. Het betreft grotendeels correcties op schrijfouten, verwijzingen, benamingen, normnummers en tekeningen. Een paar correcties hebben ook een inhoudelijk karakter.

411. 5 – 411.6, Aardelektrode

De ‘weerstand van de aardelektrode’ is terecht in naam gewijzigd tot ‘weerstand naar aarde van de aardelektrode’. Het draait immers niet om de zeer lage weerstand van de metalen aardelektrode, maar de weerstand van de aardelektrode naar de aarde als prima geleidende aardbol. De wijze van aanbrengen van de geleider in de aarde en de geleidbaarheid van de grond (soortelijke weerstand van de grond) zijn de belangrijkste factoren die deze weerstand bepalen.

422.2, Leidingsystemen in vluchtwegen

Er worden specifieke eisen gesteld aan leidingsystemen die worden toegepast in ruimten met vluchtwegen die worden gecodeerd als BD2, BD3 en BD4. Dit zijn ruimten die moeilijk zijn te evacueren en/of waarbij sprake is van gedrang door de hoge bezettingsgraad.

De hoofdregel luidt: ‘leidingsystemen in deze ruimten mogen niet binnen vluchtwegen liggen, tenzij de leidingen in het leidingsysteem zijn voorzien van niet-vlamvoortplantende mantels, of van niet-vlamvoortplantende omhulsels die deel uitmaken van het kabeldraagsysteem zelf, of op een andere wijze met niet-vlamvoortplantende omhulsels. Bijvoorbeeld doordat er bouwmaterialen zijn aangebracht. Leidingsystemen in vluchtwegen moeten zo kort mogelijk zijn.’
In NEN 1010 wordt verwezen naar NEN 8012 als de norm voor hoe met deze bepaling praktisch kan worden omgegaan.

Vanaf 1 juli 2013 bestaat er de CPR (Construction Products Regulation). Deze Europese verordening geldt voor alle bouwproducten waaronder ook leidingen. Zo zijn kabelfabrikanten verplicht om de specifieke eigenschappen bij brand aantoonbaar te maken van een leiding(systeem). Na 1 juli 2017 mogen leidingen alleen worden verkocht en verhandeld die zijn gecodeerd volgens EN 50575, en zijn voorzien van een traceerbaar productcertificaat (zogenaamd DoP-nummer) en CE-markering. Installateurs moeten op basis van NEN 8012 aantoonbaar de juiste kabel toepassen. Dossiervorming voor leidingen in deze ruimten is dus een vereiste in de toekomst.

531, Gebruik 4-polige aardlekschakelaars

In NEN 1010: 2015 staat beschreven dat het aansluiten van 1-fase-eindgroepen op een 4-polig toestel voor aardlekbeveiliging met een toegekende aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA niet is toegestaan. In NEN 1010/C1 2015 is de tekst ‘niet toegestaan’ gewijzigd in ‘wordt dit afgeraden’.

Het wordt bijvoorbeeld afgeraden omdat bij het aansluiten van meerdere toestellen de optelsom van (HF-)lekstromen een zodanige waarde kan bereiken dat de aardlekschakelaar onbedoeld kan aanspreken. Als er meerdere 1-fase-eindgroepen achter een aardlekschakelaar Ι.ón 30 mA worden aangesloten, met daarin meerdere elektronische toestellen, dan is het aannemelijk dat de aardlekschakelaar onbedoeld kan uitschakelen. Zo is de maximale lekstroom van een elektronisch toestel Ιn < 4 A, in de productienorm bepaald op 2 mA. In een ‘worst case’-situatie kunnen er dus slechts vijf toestellen worden aangesloten: 5x2 mA < 10,5 mA. 10,5 mA is 35 procent Ι.ón, de minimale stroomwaarde waarop een aardlekschakelaar 30 mA type A kan aanspreken.
NEN 1010, bepaling 314, stelt als eis dat aardlekschakelaars niet ongewenst in werking mogen treden door te grote stromen in PE-leidingen, die geen gevolg zijn van een fout.
Samenvattend: het is dus nu wel toegestaan een 4-polige aardlekschakelaar toe te passen voor 1-fase eindgroepen, maar dit moet dan wel doordacht gebeuren om ongewenste uitschakeling door te hoge (capacitieve) lekstromen te voorkomen.

551.7.1, Opwekeenheid parallel aan het openbare net – pv-installaties

In NEN 1010, bepaling 551.7, worden eisen gesteld aan een aanvullende voedingsbron, parallel aan het openbare net.
Bij NEN 1010, bepaling 551.7.1, is een aanvullende opmerking geplaatst: ‘Dit betekent dat ook pv-installaties moeten worden aangesloten op aparte eindgroepen’.
NPR 5310, blad 65, ‘Aansluiten van pv-systemen’(uitgave januari 2015, dus voor het verschijnen van NEN 1010: 2015) beschrijft de mogelijkheid om een pv-systeem aan te sluiten op een eindgroep met daarin ook andere toestellen als belasting. Een aparte eindgroep zou in deze situatie niet nodig zijn, zolang het systeem niet meer dan een stroom van maximaal 2,25 A kan opwekken. De onderbouwing hiervoor is dat draden in buis of kabel met een doorsnede van 2,5 mm2 geschikt zijn om 18,25 A te voeren zonder dat sprake is van overbelasting. De‘overcapaciteit’: 18,25 A – 16 A = 2,25 A, zou benut kunnen worden. Met de nieuwe bepaling in NEN 1010/C1 2015 is dit niet toegestaan.

NAJAARSBIJEENKOMSTEN
UNETO-VNI organiseert dit najaar op verschillende plaatsen in het land bijeenkomsten. Hier worden de correcties uit NEN 1010/C1 2015 nader toegelicht. Kijk voor informatie op www.uneto-vni.nl/leden.

Tekst: Anton Kerkhofs