EW04 Omslag 600
Juni 2016

NOM is de nieuwe norm

Stroomversnelling gelooft nog steeds in eerder gestelde doelen

EW-600x400Leen van Dijke: 'Stop met achteruit ploegen en omarm de maatschappelijke realiteit'

De aanloop tot de grootschalige ombouwoperatie, die in 2020 moet resulteren in ruim honderdduizend Nul-op-de-meterwoningen (NOM), nam meer tijd in beslag dan gewenst. Maar die operatie begint nu wél van de grond te komen; meer bouwbedrijven en meer woningcorporaties dan verwacht hebben zich inmiddels achter het initiatief geschaard. Leen van Dijke, voorzitter van Stroomversnelling, twijfelt er niet aan dat de doelstelling in 2020 wordt gehaald.

Er is de afgelopen jaren met een flinke dosis scepsis gekeken naar de ambitie van Stroomversnelling. Deze organisatie, bestaande uit zes woningcorporaties en vier bouwbedrijven, ging in 2013 met veel trompetgeschal van start: tot 2020 zouden zij 111.000 woningen energieneutraal maken. De bewoners zouden over het jaar genomen netto geen energiegebruik meer hebben.
Bijna drie jaar later lijken die ambities te hoog gegrepen. Van grote aantallen Nul-op-de-meterwoningen is nog geen sprake. Leen van Dijke, voorzitter van Stroomversnelling, blijkt echter een zeer positief gestemd mens.

Er zijn nog maar bar weinig NOM-woningen gerealiseerd. Werkt de Stroomversnellingsaanpak wel?

'Het klopt dat er sinds de 2,5 jaar dat we nu bezig zijn nog niet heel veel NOM-woningen gereed zijn gekomen. Naar schatting zijn het er zo'n zeshonderd. Het is wel bemoedigend dat de corporaties inmiddels een paar duizend woningen in opdracht hebben gegeven. Dat we minder ver zijn dan we hadden gehoopt, komt doordat het wettelijk kader veel langer op zich liet wachten dan we hadden voorzien. Met de minister van Wonen en Rijksdienst was afgesproken dat woningcorporaties het geld dat bewoners niet meer aan het energiebedrijf hoeven te betalen mogen gebruiken om zonder toename van woonlasten de make-over te betalen. Het wetsvoorstel dat dit moest regelen is pas recent goedgekeurd door de Tweede Kamer en op 17 mei aangenomen door de Eerste Kamer. Voor woningcorporaties was die wettelijke onzekerheid echt dé barrière om vol met ons in zee te gaan. Nu dit is opgelost, zie ik dat zij deze schroom laten varen.'

Blijven aanbiedende partijen ook niet veel te lang hangen in prototypes en pilotprojecten?

'Dat heeft ook voordelen. De bouwbedrijven hebben die periode goed gebruikt om hun prototypes verder te ontwikkelen. De concepten en het proces van plaatsing zijn de afgelopen twee jaar kwalitatief sterk verbeterd en de werkwijze is duidelijk opgeschaald. Dat is belangrijk wanneer we nu met de grote aantallen aan de slag gaan. De sector heeft in de afgelopen jaren laten zien dat het kan. De scepsis, in elk geval bij de bouwers en woningcorporaties die meedoen, is echt verdwenen.'

Hoeveel partijen moeten meedoen om de doelstellingen te halen en is daar uitzicht op?

'De interesse om mee te doen aan Stroomversnelling ligt boven verwachting. Dertien van de 28 marktpartijen die een NOM-concept aanbieden hebben nu al een NOM-Keur verworven op het concept; zij kunnen NOM-woningen realiseren en straks ook op de onderdelen toepassing en instandhouding een NOM-Keur verdienen. Dit is een keurmerk voor NOM-verbouwingen, dat het technisch concept, de toepassing van het concept en de instandhouding toetst. Daarnaast zijn er nu meer dan tien woningcorporaties aangesloten en zijn we met enkele tientallen in gesprek. Met z'n allen zorgen zij dat de producten en systemen voor de NOM-concepten steeds beter en ook goedkoper worden. Of dit voldoende is om die 111.000 te halen, weet ik niet, maar dat we heel dicht in de buurt komen lijkt mij realistisch.'

Moeten bouwbedrijven niet meer risico's nemen om de operatie te versnellen?

'We moeten niet vergeten dat we met de NOM-woning een volledig nieuw concept en proces in de bouw introduceerden. De wijze waarop dit product tot stand komt, heeft weinig meer te maken met de traditionele werkwijze van bouwbedrijven. Bij een NOM-woning draait om twee dingen: kwaliteit en snelheid door industriële opschaalbaarheid. Alle onderdelen moeten prefab worden klaargemaakt, zodat een woning in een of enkele dagen kan worden afgeleverd. Dat vereist een ombouw van het bedrijfsproces, waarover we niet te licht moeten denken. De aangesloten bedrijven zijn daar hard mee bezig. Steken er veel energie en geld in. Nemen dus wel degelijk risico.'

Is er voor NOM-concepten een rol voor installatiebedrijven weggelegd?

'Op de bouwplaats is in principe geen installateur meer nodig die leidingen soldeert of draden trekt. Alle onderdelen, ook de installatiemodules, moeten 'stekkerbaar' zijn. Ik vergelijk het vaak met de opkomst van de automobiel. Rond de eeuwwisseling van de negentiende naar de twintigste eeuw waren er veel garagebedrijven die postkoetsen gingen ombouwen naar automobielen. Uiteindelijk zijn er nog maar een tiental grote autofabrikanten overgebleven. De garagebedrijven zijn zich op verkoop en het onderhoud van auto's gaan richten. De installateurs die nu in de woningbouw actief zijn, of het nu nieuwbouw of renovatie is, zullen zich uiteindelijk vooral op onderhoud en service van woningen moeten richten. Dat betekent dat een installatiebedrijf zich moet heroriënteren in de markt. Je kunt je daartegen verzetten, maar je kunt er ook op anticiperen.'

Wat vindt u van de kritiek van installateurs die zeggen dat bij NOM-pilots anderen bepalen wat en hoe iets wordt geïnstalleerd en wat het mag kosten, maar dat zij wél het risico voor een langere periode moeten dragen?’

‘Ik ken die kritiek, maar naar mijn idee is hier sprake van een misvatting. In Stroomversnelling spreken we niet meer over onderaannemers, maar levert de aanbieder een product waarvoor hij garant staat en waarvoor hij de service verzorgt. Als er door de aanbieder een installateur wordt betrokken, dan werkt deze in zijn opdracht, maar blijft de aanbieder productverantwoordelijk.’

Is er voldoende bereidheid bij bewoners om mee te werken aan de ombouwoperatie?

'Over het algemeen zijn bewoners enthousiast, mits je hen tijdig, goed en eerlijk informeert. Om die reden staat de bewoner in elk project dat onder regie van Stroomversnelling wordt uitgevoerd bovenaan. We investeren veel tijd en energie in het voorlichten van bewoners. Een project gaat niet van start als niet een hoog percentage wil meedoen; daar moet je veel voor doen. We zien nu dat in buurten waar projecten gereed zijn, andere buurtbewoners spontaan komen vragen om ook hún woning om te bouwen. Dat is hoopgevend, maar een woningcorporatie moet rekenen op een traject van maanden om een wijk in kaart te brengen, wensen op te halen en een passend product te bieden.'

In de pers verschenen recentelijk negatieve berichten: de NOM-woningen zouden technische tekortkomingen hebben, prestaties worden niet gehaald, en de Amsterdamse Rekenkamer concludeerde dat investeringen in verduurzaming niet per definitie tot lager energiegebruik leiden. Kloppen die berichten?

'Het verhaal van de Amsterdamse Rekenkamer ging over verduurzaming van woningen via het verbeteren van het Energielabel. Ik ben het ook helemaal eens met de conclusie dat het Energielabel niets zegt over de energieprestatie. Daarom geven wij bewoners van een NOM-woning veertig jaar de garantie – dus geen belofte – van een gemaximaliseerde warmtevraag en een gegarandeerde opwekking. Elke woning wordt nauwgezet gemonitord. Als een prestatie niet wordt gehaald, is de bouwer verantwoordelijk en moet deze zorgen dat die alsnog wordt gehaald.

'Bij projecten waar het fout is gegaan moeten we alles op alles zetten om de bewoners weer tevreden te stellen'

Daarnaast hebben we recentelijk het NOM-Keur ingevoerd. Dit is een essentieel instrument waarmee wij op meerdere momenten in het proces de totstandkoming en gebruikerstevredenheid meten. Niet alleen de corporatie, maar juist ook de bewoner wordt daarin betrokken. Die bewoner bepaalt feitelijk of hij tevreden is, en laat dat via een 'Zoover-achtige' methode weten bij de instantie die het NOM-Keur beheert. Zo kan iedereen zien hoe de bewoner het plaatsingsproces, het ‘woonproduct’ en de prestaties van de NOM-woning waardeert.'

Is de noodzakelijke initiële investering niet veel te hoog?

'We hebben uitgerekend dat, als je de energiebesparing van een NOM-woning die je veertig jaar exploitabel maakt, te gelde maakt, je 107.000 euro kunt spenderen aan de ombouw, het beheer en onderhoud van de woning. Als je dan bij de initiële investering meteen kiest voor duurzamere materialen, dan maak je de post onderhoud relatief klein. Op dit moment hebben we die 107.000 euro nog hard nodig. Prototyping in de bouwsector kun je nou eenmaal niet in een laboratorium doen. Maar de bouwers en hun toeleveranciers zien nu al dat die kosten naar beneden kunnen door optimalisatie en ervaringen uit de pilotprojecten. Bij een project in Soesterberg haalde BAM maar liefst honderdzeventig leerpunten op. In feite is de kritiek van bewoners voor ons en alle partijen goud waard. Bij projecten waar het fout is gegaan moeten we alles op alles zetten om de bewoners weer tevreden te stellen. Maar uiteindelijk – en dat moment bereiken we best snel – kom je uit op een aanvaardbare initiële investering van 50.000 - 60.000 euro. In een paar projecten zijn we al zover.'

Ketelfabrikanten en sommige installatiebedrijven vinden dat de hele NOM-operatie te eenzijdig een 'all electric'-aanpak kiest?

'Let op: wij zeggen niet dat de concepten gasloos moeten zijn. Maar de concepten moeten wél niet-fossiel zijn. Het klopt dat we op dit moment nog van een 'grijs' elektriciteitsnetwerk gebruikmaken, maar dat verandert de komende jaren. Stroomversnelling richt zich naar wat 'morgen' de realiteit zal zijn. En dat is: niet-fossiel. Dan kunnen ketelfabrikanten of installatiebedrijven een lobby starten om ook gasgebaseerde concepten te promoten, maar dat beoordeel ik dan als een politiek en maatschappelijk onhandige move. Kijk naar het akkoord dat in Parijs is gesloten. Ga niet achteruit lopen ploegen, maar omarm de maatschappelijke realiteit. Natuurlijk kun je op hele specifieke locaties wellicht met een groen gasnetwerk of een warmtenetwerk uit de voeten.
Maar uiteindelijk moeten bouwers en installatiebedrijven hun geld verdienen met wat maatschappelijk gewenst is. En investeren in een gasnetwerk dat je dan weer vijftig of zestig jaar moet gebruiken, is dat duidelijk niet. Accepteer dat uitgangspunt, dan helpt je dat bij het oriënteren op nieuwe marktkansen.' 

Tekst: Rob van Mil
Fotografie: Eric de Vries