EW04 Omslag 600
November 2010

Slechte gebouwschil funest voor werk installateurs

EW-600x400De enige manier om de kierdichtheid van een gebouw vast te stellen is controle met de zogeheten blowerdoortest.

Ontstaan na de oplevering van een gebouw comfortklachten, dan wordt vaak meteen met een beschuldigende vinger naar de  installateur gewezen. Vaak is de oorzaak van problemen echter in bouwkundige fouten in de gebouwschil te vinden. dwa installatie- en energieadvies schreef in opdracht van UNETO-VNI een handleiding voor installateurs om de kritiek te kunnen pareren.

Bij het ontwerp van een gebouw wordt op basis van de gebouwschil bepaald welk vermogen de instal­latie moet hebben. Hoe mooi en degelijk een gebouw er na oplevering ook uit ziet, niet zelden blijkt de gebouwschil bij lange na niet te presteren, zoals de ontwerpers het hadden bedacht. Heeft de aannemer wel het goede isolatiemateriaal toegepast, is het naar behoren aangebracht en in de juiste dikte? En voldoet de kierdichting aan het bestek?

Zeker voor panden die op een zeer spaarzaam ener­giegebruik zijn ontworpen gelden hoge eisen voor de bouwkundige uitvoering, omdat tekortkomingen of bouwfouten onmiddellijk comfortklachten geven. Gebouwen en woningen met een energiezuinige warmtepomp, en dus lagetemperatuurverwarming (ltv), moeten veel kritischer worden verwarmd en elk gebrek in de gebouwschil laat zich in comfortbeleving gelden. Op de plek waar de gevel niet goed is geïso­leerd ervaart de bewoner koude en de installateur krijgt daar de schuld van. De installatie deugt niet of is slecht ingeregeld, klagen de gebruikers. Installateurs kunnen na herhaaldelijke doorrekening van het ont­werp er nog zo van overtuigd zijn dat het wat de betreft de techniek allemaal deugt, andere partijen – waaronder zeker ook de bouwkundig aannemer – laten zich niet zo gemakkelijk overtuigen.

Handleiding

DWA heeft op verzoek van de Werkgroep Warmte­pompen van UNETO-VNI een handleiding geschreven waarmee op betrekkelijk  eenvoudige wijze de kwa­liteit van de gebouwschil kan worden beoordeeld. Deze is dit najaar tijdens regionale bijeenkomsten van de Vakgroep Klimaat en Duurzame Techniek gepre­senteerd. ‘We kregen die opdracht omdat we onder andere voor het CO2 Servicepunt, het bureau dat in de provincie Noord­Holland invulling geeft aan het energiebeleid, al betrokken waren bij de ontwikkeling van BouwTransparant. Dat geeft inzicht in de daad­ werkelijk gerealiseerde EPC van een woning en maakt afwijkingen zichtbaar (zie Intech K&S oktober 2007),’ aldus Gert Harm ten Bolscher van DWA. Met de hand­leiding ‘Beoordeling Kwaliteit Gebouwschil’ hebben we iets vergelijkbaars ontwikkeld waarmee de instal­lateur objectieve instrumenten en methoden heeft om de kritiek op zijn werk te pareren.’

Toezicht op de bouwkwaliteit is geen overbodige luxe. Uit een brief van minister Vogelaar uit 2008 blijkt dat een kwart van de woningen niet volledig aan de EPC-­verplichting voldoet door een gebrekkige naleving van de gemeente en onjuiste uitvoering. In 80 procent van de gevallen wijkt de uitvoering af van de gegevens op basis waarvan de bouwvergunning is afgegeven. Bij 30 – 65 procent werd de ventilatiecapaciteit niet gehaald en in 90 procent van de gevallen maakte de installatie te veel geluid. Sinds de brandbrief is er ove­rigens weinig of niets veranderd.

De gemeente heeft de taak om bij het afgeven van de bouwvergunning het ontwerp aan de EPC-­eisen te toetsen. Deze toetsing heeft wel plaats, maar het is de vraag of een ambtenaar in staat is door een ram­ melende epc­berekening heen te prikken. De gemeente heeft ook de verantwoordelijkheid bij oplevering van het gebouw te controleren of aan de EPC-­eisen en andere eisen uit het Bouwbesluit is voldaan. En dat gebeurt zelden, zo is de ervaring van Ten Bolscher. ‘De luchtdichtheid van een woning wordt in de EPC-berekening aangeduid met de Qv10­ waarde. Vaak wordt, omdat er toch niet wordt gecontroleerd, in de berekening de waarde standaard op 0,625 ingevuld. Maar ik weet één ding zeker, heel veel Nederlandse bouwbedrijven hebben er problemen mee om die Qv10­ waarde te halen.’

Blowerdoortest

Kierdicht bouwen is zeker niet gemakkelijk. Dat was trouwens ook de ervaring bij de bouw van de eerste Nederlandse passiefhuizen. Het concept vraagt om extreem luchtdicht bouwen: bouwen met een Qv10­ waarde van 0,15 of lager, terwijl de Nederlandse bouw­ traditie tegenwoordig een Qv10­waarde van 0,625 gewend is als verhoogd niveau voor woningen met gebalanceerde ventilatie met wtw. En op die 0,625 bijten veel bouwers hun tanden al stuk.

Een woning met een te grote luchtdoorlatendheid ge­bruikt vanzelfsprekend meer energie dan nodig, maar heeft ook installatietechnisch nadelen. Er is een groter vermogen voor de warmtepomp nodig terwijl daar in het ontwerp geen rekening mee is gehouden. En bij wtw wordt het beoogde rendement niet gehaald.

De enige manier om de kierdichtheid van een gebouw vast te stellen is controle met de zogeheten blower­doortest. Voor de test moeten alle ventilatieopenin­ gen zorgvuldig worden afgedicht. Ook moet rekening worden gehouden met de weersomstandigheden. Bij een windsnelheid van 6 m/s is de winddruk op de gevel bijvoorbeeld zo hoog dat het tot een vertekeningmvan de meetresultaten leidt. Bij het bereiken van de ingestelde druk wordt de hoeveelheid lucht die lekt aangegeven. Dan is nog niet bekend door welke kieren of naden de lucht weglekt, dat kan worden vastgesteld met thermografisch onderzoek met een infraroodca­mera. Aanbevolen wordt dit vroeg in de ochtend te doen als de temperatuurverschillen tussen gebouw en omgeving nog groot zijn en de invloed van zonne­ instraling en reflectie minimaal is.

Het onderzoek moet echter wel met een goede infra­roodcamera gebeuren en worden uitgevoerd door een inspecteur die weet hoe de beelden moeten worden geïnterpreteerd. En dat is volgens Ten Bolscher wel eens lastig. Hij toont een plaatje van een woning waarvan de onderkant van de overstek rood opgloeit. ‘Met de isolatie en uitvoering is niets mis, de roodver­ kleuring is geen hotspot maar enkel het gevolg van reflectie. Dat thermografisch onderzoek moet een installateur niet zelf willen doen’, aldus Ten Bolscher. ‘Daarvoor moet hij veel te veel in dure apparatuur en kennis investeren. En wanneer hij toch de hulp van een gespecialiseerd bureau heeft ingeroepen, is het in het kader van het leveren van bouwkwaliteit ook nuttig om met infraroodbeelden meteen even te  kijken of de vloerverwarming goed functioneert. Is de afgifte van het leidingsysteem op alle plaatsen even goed, of moet ergens misschien wat worden ingeregeld?’

Steekproeven

Ten Bolscher pleit bij grote bouwprojecten voor een steekproefsgewijze controle van de gebouwschil door de gemeente. ‘De kwaliteit van het opgeleverde werk was in een aantal gevallen niet goed’, stelt hij. Soms werd de vereiste Qv10 ­waarde bij lange na niet ge­haald. Een andere keer lag – keurig conform de voor­ schriften – een zonneboiler op het dak, alleen niet op het zuiden georiënteerd, op basis waarvan de ver­ gunning was afgegeven. De woning zat al tegen het randje van de vereiste EPC (0,8) en redde het daardoor niet meer. Bovendien ontbrak het stukje ‘pijp’ tussen zonnecollector en ­boiler. Niemand had tot dan toe ge­constateerd dat deze zijn warmte niet afgaf, want de ketel leverde gewoon warm water. De collector werd aangebracht door de dakdekker en de installateur had opdracht gekregen een boiler te plaatsen. Helaas repte zijn opdracht niet over het maken van een kop­ peling tussen collector en boiler. De installateur ging er begrijpelijkerwijs vanuit, zoals vaker gebeurt, dat de leverancier van de zonneboiler later nog wel iemand zou sturen.

In een andere woning troffen de inspecteurs helemaal geen balansventilatie aan, zoals de bouwaanvraag vermeldde, maar slechts lokale balansventilatie in de woonkamer. De rest van de woning had gewoon me­chanische ventilatie met roosters. Gelukkig zijn er ook bouwers die bijvoorbeeld op kierdichtheid juist meer kwaliteit leveren dan de bouwvergunning vereist, en wel een goed geïsoleerde woning realiseren.

‘Formeel mogen veel woningen niet worden opgele­verd als ze niet aan de eisen van de bouwvergunning voldoen. Slechts een enkele gemeente wil, of durft, op dit onderdeel te handhaven. Maar het werkt wel dege­ lijk, want in die situaties dat gemeenten wel hun tan­ den lieten zien, was de bouwkwaliteit bij de oplevering van een volgend project beduidend beter.’

Infraroodcamera van Nieaf-Smitt
Een camera waarmee thermografische beelden kunnen worden vastgelegd is van de Nederlandse producent Nieaf-Smitt. De camera is compact, beschikt over een duidelijk display met Nederlandstalige menubesturing en kan met of zonder de ergonomische handgreep met geïntegreerde bedienknop worden gebruikt. Uitzonderlijk is de combinatie van infrarood- en normaal beeld. De intensiteit tussen 100 procent infrarood en 100 procent normaal beeld kan zelf worden ingesteld. Deze ‘image fusion’ verduidelijkt volgens de fabrikant de uiteindelijke rapportage. Tevens is de camera voorzien van een tracking- functie om warme of koude objecten te volgen. De camera heeft een sd-geheugenkaart voor duizend opnamen, eventueel aangevuld met ingesproken toelichting met de ingebouwde memorecorder. Met de meegeleverde nederlandstalige software kunnen de opgeslagen meetwaarden en beelden tot een rapportage worden verwerkt.

Paar tientjes

Ten Bolscher: ‘Bouwers maken in de seriematige bouw, zeker als het een project betreft, gebruik van dezelfde systemen en bouwmethodieken. De kans is klein dat er verschillen worden aangetroffen in de kwaliteit van de schil van de woningen onderling. Met de gegevens van enkele woningen kan al snel een heel goed beeld worden verkregen over de kwaliteit van het totale pro­ject. En een steekproef maakt het ook betaalbaar. Laat zo’n controle nu eens 900 euro per woning kosten. Dat komt in een project van bijvoorbeeld honderd wonin­gen neer op een paar tientjes per eenheid.’ 

Tekst: Mari van Lieshout
Fotografie: Industrie, Mari van Lieshout