Omslag_EW05 600
Februari 2022

Veilig meten, maar waarmee en wat is echt veilig?

Hot topic

48 01

Als elektrotechneut gebruik je meetinstrumenten om bijvoorbeeld de waarde van stroom of spanning te meten of vast te stellen dat een installatie spanningsloos is. Ondanks dat vaak wordt gemeten aan installaties onder spanning, valt meten meestal niet onder de definitie ‘werken onder spanning’. Maar dat wil zeker niet zeggen dat meten onder spanning geen risico’s kent. Het tegendeel is waar; er gebeuren regelmatig incidenten. ­Hoe voorkom je dat het mis gaat?

In Nen 3140, bijlage H, ‘Het uitvoeren van elektrotechnische metingen’ staat beschreven hoe je veilig moet meten. Het risico bij meten hangt af van drie factoren: de keuze van het meetinstrument, de situatie of de installatie waaraan wordt gemeten en de manier waarop wordt gemeten. De Arbowet stelt dat een werkgever medewerkers passende en veilige arbeidsmiddelen moet verstrekken. Dit geldt ook voor meetinstrumenten.

Meetinstrumenten

Meetinstrumenten moeten net als ander elektrisch materieel voldoen aan het Warenwet-besluit ‘elektrisch materieel’. Hierin staat kortweg: elektrisch materieel moet voldoen aan essentiële veiligheidseisen, een CE-markering dragen (geen China Export-logo) en er moet een veiligheidsinstructie in het Nederlands bij het product zijn toegevoegd evenals een gebruikershandleiding. Sommige inferieure meters die via websites verkrijgbaar zijn, zijn daardoor niet toegestaan om te gebruiken.
In de handleiding staat beschreven waarvoor het product is bedoeld en welke veiligheidsmaatregelen moeten worden getroffen om veilig te meten. Enkele belangrijke aspecten waarin meetinstrumenten zich onderscheiden zijn:

  • CAT-aanduiding (I, II, III of IV). De categorieaanduiding geeft aan in welke mate een instrument bestand is tegen transiënten. Dit zijn ‘hoogspanningspiekjes’ op de installatie ten gevolge van bijvoorbeeld schakelhandelingen. Hoe dichter je meet bij een distributietransformator of buitenleidingen, hoe hoger de transiënten en des te hoger de vereiste categorie van de meter. Dus CAT IV (tot 6 kV) bij een binnenkomende voeding, zoals een hoofdverdeler. Bij een onderverdeler en bijvoorbeeld een machine-installatie volstaat CAT III (4,5 kV) en bij aansluitingen in woningen volstaat CAT II. De CAT aanduiding staat in het algemeen vermeld bij de aansluitingen op een meetinstrument.
  • Meetpennen mogen geen kortsluiting kunnen maken. Voor het meten op blanke actieve delen moeten de meetpennen voorzien zijn van isolerende dopjes. Bij sommige meetpennen zijn deze erop te schuiven, bij andere volstaat een draaiende beweging zoals bij de twist gear meetpennen van Fluke. Ook op de meetpennen staat de CAT-aanduiding vermeld. Streef ernaar om waar het ook maar kan, de dopjes erop te plaatsen, zodat het blanke gedeelte aan het uiteinde van de meetpen niet langer is dan 4 mm. Wat voor meetpennen geldt, geldt ook voor het gebruik van een krokodillenklem. Let bij het gebruik erop dat deze wanneer je hem inknijpt, geen kortsluiting kan maken.
48 02Om spanningsloosheid vast te stellen in laagspanningsinstallaties moet gebruik worden gemaakt van een duspol.

Duspol

Om spanningsloosheid vast te stellen in laagspanningsinstallaties moet gebruik worden gemaakt van een dubbelpolige spanningsaanwijzer volgens Nen-EN-IEC 61243-3. Dit is de norm voor het meetinstrument met twee drukknoppen, dat de duspol wordt genoemd. Waarom moet voor het vaststellen van de spanningsloze situatie een duspol worden toegepast en niet een universeelmeter? Twee redenen:

  • een duspol is laagohmig en ontlaad de installatie als de beide knoppen worden ingedrukt (in tegenstelling tot een universeelmeter), nadat de installatie is gescheiden van de voeding
  • een duspol kan niet foutief worden ingesteld zoals een universeelmeter. In het A-bereik aangesloten kan een universeelmeter wel kortsluiting veroorzaken.

In Nen 3140: 2019 staat vermeld dat ook bij een duspol de meetpennen bij het meten geen kortsluiting mogen kunnen maken. Ook hiervoor zijn isolerende dopjes verkrijgbaar die over beide meetpennen kunnen worden geschoven.

48 03Een standaard meetpen heeft een circa 15 mm lange ­ blanke meetpen.

Installatie

Bij het meten aan een installatie kunnen vier werkgebieden worden onderscheiden:

  • Aanrakingsveilig, beperkt kortsluitvermogen; hierin kun je veilig meten zonder een risico. Als voorbeeld kun je denken aan het meten in een 230 V-wcd in een woning.
  • Niet aanrakingsveilig, beperkt kortsluitvermogen; als de kans bestaat dat je met een hand in de gevarenzone komt (binnen 5 cm vanaf een blank actief deel waar mogelijk een gevaarlijke spanning op staat) dan moet je isolerende handschoenen dragen bij deze meting. Mocht je uitschieten dan voorkomen de handschoenen stroomdoorgang.
  • Aanrakingsveilig, groot kortsluitvermogen; installaties met een groot kortsluitvermogen zijn die installaties die zijn voorbeveiligd met een smeltveiligheid > 25 A of een installatieautomaat > 16 A. De meter en de meetpennen die in deze installatie worden toegepast mogen geen kortsluiting kunnen veroorzaken. Immers, bij een kortsluiting kan een energierijke vlamboog ontstaan. Concreet betekent dit dat je geen universeelmeter met een A-bereik-bus mag toepassen. Je kunt de meter immers foutief aansluiten; in het A-bereik is deze laagohmig en ontstaat een kortsluiting.
  • Niet aanrakingsveilig, groot kortsluitvermogen; hierbij moeten isolerende handschoenen worden toegepast en een meetinstrument dat geen kortsluiting kan veroorzaken.
48 04Twist gear meetpennen waarbij de afscherming door een ­draaibeweging instelbaar is.

Meten

Voor alle duidelijkheid: Nen 3140, bijlage H.7, stelt dat ‘Als niet volgens de hiervoor beschreven methode wordt gemeten, dus bijvoorbeeld zonder handschoenen of onafgeschermde meetpennen toepassen waar dat niet mag of een meetinstrument dat wel een kortsluiting kan maken, dan wordt meten beschouwd als ‘werken onder spanning’ en dat is niet toegestaan.

Samenvatting

Gebruik voor het vaststellen van de spanningsloze toestand voorafgaand aan werkzaamheden in een installatie alleen een duspol volgens Nen-EN-IEC 61243-3. Gebruik alleen voor het zoeken van een storing, meten van spanning en dergelijke, bijvoorbeeld een passende universeelmeter met aansluitsnoeren. De CAT-aanduiding van het meetinstrument moet voldoende hoog zijn en zijn afgestemd op de installatie waarop wordt gemeten. Streef altijd naar het gebruik van meetpennen voorzien van isolerende dopjes of maak gebruik van meetpennen waarbij de isolatietip instelbaar is. Tot slot: draag isolerende handschoenen daar waar meetpennen of installatiedelen in de omgeving niet aanrakingsveilig zijn.

Tekst en fotografie: Anton Kerkhofs

In deze rubriek, tot stand gekomen in samenwerking met de afdeling Techniek & Markt van Techniek Nederland, behandelen wij actuele technische onderwerpen waar installateurs in hun vak mee te maken kunnen krijgen. Heeft u ook een Hot topic? Stuur hem dan naar media@technieknederland.nl.