EW04 Omslag 600

Met het Klimaatakkoord kunnen we verder

Uitgebreide reactie Uneto-VNI op Klimaatakkoord (21 december 2018)

We staan in Nederland aan de vooravond van een ingrijpende verbouwing. We hebben ruim 7 miljoen huizen en 1 miljoen gebouwen, waarvan de meeste matig geïsoleerd zijn. En vrijwel allemaal worden ze verwarmd door aardgas. Met het Klimaatakkoord als basis maken we er goed geïsoleerde woningen en gebouwen van. We gaan ze met duurzame energie verwarmen en ze gaan schone elektriciteit gebruiken of zelf leveren.

Aanbod bundelen

UNETO-VNI (vanaf januari Techniek Nederland) is blij met de fundamentele keuze voor duurzame techniek op wijkniveau, bijvoorbeeld in de vorm van (hybride) warmtepompen, duurzaam gas, aquathermie, geothermie en warmtenetten. Buurtbewoners kunnen samen de eigenaar zijn van een nieuwe aardwarmtebron of de zonnepanelencentrale. De aanpak per wijk draagt eraan bij dat de energietransitie betaalbaar blijft. De kosten dalen, dankzij opschaling en innovatie. Met gunstige financieringsvormen kan de lening voor een verbouwing wegvallen tegen het voordeel van een lagere energierekening.

Proeftuinen

UNETO-VNI, Bouwend Nederland, Onderhoud NL, Stroomversnelling en de energiebedrijven gaan het aanbod bundelen. Ze gaan hiermee ervaring opdoen in de zogenaamde proeftuinen Aardgasvrije wijken.

Gemeenten

De gemeenten krijgen een centrale rol in de wijkaanpak. Het Klimaatakkoord geeft daarvoor al richtingen aan. In wijken met een dichte bebouwing, veel hoogbouw en veel woningen van voor 1995 is een warmtenet vaak de oplossing. Nieuwe huizen in een ruim opgezette wijk kunnen overstappen op een zelfstandige, all electric warmtepomp. In veel wijken zal het aardgasnet er ook na 2030 nog gewoon liggen. Dat kan benut worden voor groen gas of waterstof. Voor het maken en uitvoeren van het transitieplan komt een Leidraad. Bovendien kunnen gemeenten een beroep doen op het nieuwe Expertise Centrum Warmte (ECW).

Gemeenten maken uiterlijk in 2021 de toekomstige energie-infrastructuur bekend van wijken waarvan de energietransitie vóór 2030 is gepland. Een onafhankelijk energieloket, onder verantwoordelijkheid van de gemeente, wordt de spil in de communicatie over verduurzaming van de wijken.

De uitvoering van de warmteplannen zal in veel gemeenten nog even op zich laten wachten. In de tussentijd is het verstandig goed te isoleren en te kiezen voor een hybride systeem, dat minder (duurzaam) gas verbruikt en zonnepanelen of een zonneboiler.

Basis voor de ontwikkeling van de gemeentelijke warmteplannen zijn de zogenaamde Regionale Energiestrategieën. Daarin staan straks de regionale afspraken over elektriciteit, (groen) gas en warmte.

Duurzame technieken aantrekkelijker maken

De overheid stelt de uitfasering van de traditionele cv-ketel op aardgas in ieder geval tot 2024 niet verplicht. Het doel is om duurzame technieken aantrekkelijker te maken door apparaten compact, comfortabel en goedkoper te maken.

Startmotor en renovatieversneller

Het Klimaatakkoord geeft een ambitieus tempo aan. Willen we de klimaatdoelen voor 2030 halen, dan moeten we tussen nu en 2021 50.000 woningen per jaar verduurzamen. Vóór 2030 moeten we al op 200.000 woningen per jaar zitten. UNETO-VNI gaat zich samen met onder meer Aedes inzetten om in de periode tot en met 2021 minimaal 100.000 corporatiewoningen aardgasvrij te maken of in ieder geval klaar voor aardgasvrij. Het Klimaatakkoord noemt dit de startmotor van de verduurzaming. Die startmotor heeft vervolgens een renovatieversneller nodig; om die te realiseren, zoekt UNETO-VNI samen met partners in de bouwkolom naar manieren om de vraag te bundelen.

In de periode van 1 juli 2018 tot eind 2021 wordt 75% van de totale nieuwbouw aardgasvrij gerealiseerd.

Lagere energierekening

Het Klimaatakkoord kiest voor een combinatie van het aantrekkelijk maken van duurzame technieken, een wijkgerichte aanpak en de startmotor van de woningcorporaties. De verduurzaming zal hoe dan ook moeten worden betaald door een lagere energierekening. Dat kan door opschaling, kostenreductie en beschikbaarheid van financiering. Daarnaast moet de overheid het deel van de investeringen dat niet terug te verdienen is (de zogenoemde 'onrendabele top') compenseren door beprijzing en subsidiëring. UNETO-VNI streeft ernaar om met gestandaardiseerde of industriële oplossingen voor energiebesparing en duurzame warmte een kostenreductie van 15 tot 45% te realiseren.

Green Deal

Het Klimaatakkoord verbindt de aansluiting van het techniekonderwijs aan de wijkaanpak. Daarbij speelt de Green Deal warmtepompen een belangrijke rol. UNETO-VNI pleit ook voor Green Deals met andere duurzame technieken.

Gebouwgebonden financiering

Gebouwgebonden financiering wordt overdraagbaar. Fiscale aftrekbaarheid is niet mogelijk, maar de financiële sector komt met een voorstel die deze vorm van financiering ook zonder aftrekbaarheid aantrekkelijk moet maken voor woningeigenaren. Ook voor VvE’s komt er onderzoek naar een aantrekkelijk financieringsaanbod.

Overheid maakt verduurzaming rendabel

Tot 2030 zal het niet lukken om het verduurzamen van woningen volledig rendabel te maken. Door de energiebelasting te verschuiven, de overdrachtsbelasting te verlagen (als de woning aan de standaard voldoet) en subsidies te verstrekken, zorgt de overheid ervoor dat het verduurzamen van woningen tóch kostenneutraal kan.

Er komt 100 miljoen euro per jaar beschikbaar voor de Investeringssubsidie duurzame energie (ISDE), woningcorporaties ontvangen per jaar 100 miljoen euro korting op de verhuurderheffing en verhuurders kunnen tot en met 2022 jaarlijks rekenen op 50 miljoen euro Energie Investeringsaftrek. Voor de aanpak per wijk en de renovatieversneller stelt de overheid tot en met 2021 jaarlijks 100 miljoen euro per jaar beschikbaar; vanaf 2022 wordt dat 70 miljoen euro per jaar.

Utiliteit

Om de CO2-doelstelling in de utiliteit te halen is een extra besparing van 1 Mton CO2 nodig in bestaande gebouwen. Vóór 1 mei 2019 komt er een concreet streefdoel voor bestaande utiliteitsbouw inclusief evaluatiemethodiek. Vóór 2050 komt er een wettelijke eindnorm uitgedrukt in kWh per vierkante meter per jaar. Deze norm, die leidt tot een CO2-arme utiliteitsbouw, wordt ingevoerd op 1 januari 2021. Het streefdoel en de eindnorm zijn afhankelijk van het werkelijke energieverbruik van verschillende gebouw- en gebruiksfuncties, de kosteneffectiviteit van maatregelen en vergaande energiebesparing. UNETO-VNI ontwikkelt samen met andere partijen benchmarks op basis van het werkelijke energieverbruik van diverse gebouwcategorieën en gebruiksprofielen. Ook komt er een database op basis waarvan gebouweigenaren een uitvraag voor verduurzaming richting aanbieders kunnen doen. Vanaf 1 juli 2019 moeten bedrijven aangifte doen van de mogelijkheden die er in hun bedrijf zijn om te verduurzamen. Maatregelen die een terugverdientijd hebben van 5 jaar of korter, moeten verplicht worden uitgevoerd.

Meer duurzame warmte

Warmtebedrijven realiseren een groei in stadswarmte die oploopt naar 80.000 woningen per jaar in 2025. Stadswarmte is goed voor een gemiddelde CO2-reductie van 60 tot 70% in 2030, ten opzichte van de cv-ketel.

Verschillende duurzame warmtebronnen

Alle duurzame warmtebronnen zijn nodig: geothermie, aquathermie, restwarmte, zonnewarmte, biomassa, elektrische boilers en duurzame gassen. Hoe de mix er in 2030 precies uit zal zien, hangt af van de beschikbaarheid, kosten en inpasbaarheid. Groen gas zal minimaal 70 PJ bijdragen in 2030. De rol van waterstof zal in de gebouwde omgeving beperkt zijn, maar er komen wel pilots en demo’s.

De Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+) wordt breder. Daardoor komen meer duurzame warmtetechnieken in aanmerking voor subsidie.

Méér mensen aan het werk

De energietransitie kan alleen slagen met voldoende mensen. Arbeidsmarkt en scholing zijn dan ook cruciaal. Aantrekkelijk werk, goede arbeidsvoorwaarden, interessante ontwikkelingskansen en een goed loopbaanperspectief moeten zorgen voor een grotere instroom. Vraaggestuurd leren op maat stimuleert mensen om zich een leven lang te blijven ontwikkelen. Sociale partners, kennisinstellingen en overheden gaan intensief samenwerken om kwaliteit en productiviteit te verhogen. Technologische en sociale innovatie en slimmere manieren om het werk te organiseren maken een hogere productiviteit mogelijk.