EW05 Omslag 600
Oktober 2024

De regels aan ruimte voor ­schakel- en verdeelinrichting

Hot topic

54 01

Schakel- en verdeelinrichtingen moeten aan specifieke eisen voldoen. Maar ook aan de ruimte waarin ze ­worden geplaatst en de locatie worden eisen gesteld.

Schakel- en verdeelinrichtingen moeten voldoen aan Nen-EN-IEC 61439. Door deze norm toe te passen wordt voldaan aan het warenwetbesluit elektrisch materieel. Dit lijkt wellicht vanzelfsprekend, je kunt immers gewoon een kant en klare verdeelinrichting kopen, maar zo vanzelfsprekend is dat niet. In Nen-EN-IEC 61439 worden eisen gesteld aan de opbouw- en inrichting, de beschermingsgraad van materieel, de kortsluitvastheid, de bescherming tegen inductiespanningen, de temperatuurhuishouding enzovoort.
Een paneel bouwen is maatwerk; een vak dat je moet leren. Het paneel moet passen bij de voeding, de belastingen, de gebruikers en de omgeving. Als aan een bestaande schakel- en verdeelinrichting wijzigingen worden aangebracht, bijvoorbeeld bij een uitbreiding, dan is de persoon die dat doet ervoor verantwoordelijk dat het paneel opnieuw voldoet aan de norm. Dus niet de oorspronkelijke bouwer van het paneel.

54 02In Nen-EN-IEC 61439 staat vermeld op welke hoogte ten opzicht van het vloervlak de verschillende onderdelen zich moeten bevinden.

Eisen aan de ruimte

Nen 1010 stelt meerdere eisen aan de ruimte waarin een schakel- en verdeelinrichting wordt opgesteld. Voorbeelden daarvan zijn de toegankelijkheid van de ruimte, de opstelling van het elektrisch materieel, de ruimte voor het materieel, de inrichting van de ruimte en de vluchtwegen.
In Nen 1010, bepaling 132.12, staat beschreven dat elektrisch materieel op een zodanige manier moet worden opgesteld, dat er voldoende ruimte is voor de eerste aanleg van de installatie en latere vervanging van afzonderlijke onderdelen. Ook moet de ruimte en het elektrisch materieel voldoende toegankelijk zijn voor beproeving, bediening, onderhoud, inspectie en reparatie. Dit is overigens ook een eis vanuit de Arbowet en het Arbobesluit om veilig werken mogelijk te maken.
Een schakel- en verdeelinrichting bijvoorbeeld hoog aan de wand plaatsen (zonder bordes erbij) of nabij het plafond is niet toegestaan. Ook het plaatsen van beveiligingscomponenten in een railsysteem boven een productielijn voldoet niet aan de eisen. Nen 1010, bepaling 513.1, stelt dat elektrisch materieel op een zodanige manier moet zijn aangelegd en opgesteld, dat aansluitingen bereikbaar zijn en dat de inspectie, de bediening en het onderhoud gemakkelijk en veilig kunnen worden uitgevoerd. Ook staan in Nen-EN-IEC 61439 maten vermeld op welke hoogte ten opzicht van het vloervlak de bedienende elementen, metertjes en lampjes zich moeten bevinden.

54 03De toegangsdeuren moeten zijn voorzien van waarschuwingsborden.

Concrete maten en eisen worden ook beschreven in Nen 1010, bepaling 729 en bijlage 729.B. Dit zijn eisen die specifiek gelden voor technische ruimten; ruimten met een beperkte toegang waar bijvoorbeeld een (hoofd)verdeelinrichting staat opgesteld. Maar ook voor een besturingspaneel op een machine of een schakel- en verdeelinrichting aan de muur in de productieomgeving gelden dergelijke regels.

Toegang tot ruimte

Schakel- en verdeelinrichtingen moeten zo zijn opgesteld en worden vrijgehouden (arbo-regelgeving) dat ze gemakkelijk toegankelijk zijn en dat daar voldoende verlichting is aangebracht. Wat ‘gemakkelijk’ is en wat ‘veilig’ is, is uiteraard voor verschillende interpretaties vatbaar, maar versperringen door pallets, dozen, opbergkasten en dergelijke in deze ruimten zijn niet toegestaan.

54 04Nooddeur met panieksluiting.

Ook in de ruimte mag het geen ‘opslagruimte’ zijn. Alleen noodzakelijke middelen mogen hierbinnen worden geplaatst. Bijvoorbeeld een kast met daarin reserve smeltpatronen, schema’s en tekeningen, bedieningsmiddelen en dergelijke.
• De toegangsdeuren tot ruimten met een beperkte toegang en andere ruimten met een elektrische gevarenbron moeten zijn voorzien van een waarschuwingsbord.
• Om te voorkomen dat onbevoegden in de ruimte of in een paneel komen, moet deze zijn afgesloten. Bevoegd zijn personen die specifiek zijn aangewezen door hun werkgever als VOP of VP of personen onder begeleiding hiervan.
• Een toegangsdeur voor een ruimte met een beperkte toegang, moet minimaal 70 cm breed en 2 m hoog zijn en naar buiten toe open draaien.
Om te kunnen vluchten uit deze ruimte moeten toegangsdeuren zonder het gebruik van een sleutel of gereedschap kunnen worden geopend van binnen naar buiten. Dit kan bijvoorbeeld door een panieksluiting op de toegangsdeur te maken.

Werk- en vluchtruimte

Er worden eisen gesteld aan de breedte en hoogte van gangpaden in een ruimte met een beperkte toegang . De werkplekken moeten voldoende ruim zijn voor werkzaamheden, toegang, vluchtroute, bediening en onderhoud en het verplaatsen van materieel. In Nen 1010, bepaling 729 (eisen aan technische (bedrijfs)ruimten) staat beschreven:
• De minimale breedte van een gangpad, ofwel de vrije ruimte om er te werken, tussen de uitstekende delen op een paneel en een ander paneel of de muur, moet minimaal 70 cm zijn.
• Gangpaden langer dan 10 m moeten vanaf beide zijden toegankelijk zijn. Voor ruimten langer dan 20 m moeten gangen vanaf twee zijden toegankelijk zijn met een toegangsdeur.

54 05Vluchtrouteaanduiding volgens artikel 4.215

Om te kunnen vluchten moet de vrije ruimte tussen het verst uitstekende deel van een paneel en de daar tegenoverliggende muur of een ander paneel, minimaal 50 cm zijn. Door bepalingen over werk- en vluchtruimte te combineren kan worden gesteld dat als een uitstekend deel, zoals een deur van een paneel, kan worden verwijderd of volledig kan opendraaien, dan moet de afstand van de voorzijde van een paneel tot de tegenoverliggende muur of een ander paneel minimaal 70 cm zijn. Als een deur niet volledig kan opdraaien, maar slechts tot ruim 90°, of meerdere paneeldeuren zijn geopend, dan moet de breedte van het gangpad minimaal zijn: breedte deur + 50 cm. Hiermee wordt bereikt dat ook bij een calamiteit als de paneeldeuren openstaan, er een vluchtmogelijkheid is waardoor een persoon niet tussen geopende paneeldeuren staat ingeklemd.

Noodverlichting

Nen 1010 spreekt alleen van voldoende verlichting om te kunnen vluchten bij calamiteiten en voldoende verlichting om te kunnen werken. In het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) staan ook regels en verwijzingen naar normen over noodverlichting (artikel 4.195) en vluchtroute-aanduidingen (artikel 4.215). Voorbeelden van de normen hierbij zijn: Nen 3011, Nen-EN 1838 en Nen-EN 50172.

Tekst en afbeeldingen: Anton Kerkhofs

In deze rubriek, tot stand gekomen in ­samenwerking met de afdeling Techniek & Markt van Techniek ­Nederland, behandelen wij actuele technische onderwerpen waar installateurs in hun vak mee te maken kunnen krijgen. Heeft u ook een Hot topic? Stuur hem dan naar media@technieknederland.nl.

Lees meer artikelen in het dossier Laagspanningsinstallaties