EW09 Omslag 600
Maart 2025

Kabels in de grond versus grondkabels

Hot topic

54 01

Vroeger werd geleerd dat als een kabel in de grond moest worden toegepast, je dan een grondkabel met een aardscherm moest toepassen en dat het geheel voldoende diep in de grond moest worden aangelegd.  De regelgeving is al enige tijd anders. Hoe zit het nu met kabels in de grond, hoe leg je die aan en waar moet je op letten?

Nen 1010, bepaling 522, gaat over de keuze van leidingen ­gebaseerd op uitwendige invloeden. Invloeden op leidingen kunnen zijn: temperatuur, water, vreemde voorwerpen, corrosie, trillingen en mechanische belastingen. De hoofdregel hierin is dat een leidingsysteem (kabel en eventuele bevestigings-methoden) zo worden gekozen en geïnstalleerd, dat schade aan de kabel, de aders en de aansluitingen tijdens de aanleg, het gebruik en het onderhoud wordt voorkomen.

Type kabel

De keuze van een leiding(systeem) kan worden gebaseerd op Nen 1010, tabel 52.A.2. Een andere leiding(systeem) is toegestaan op voorwaarde dat deze minimaal een aantoonbaar vergelijkbaar veiligheidsniveau heeft.
In tabel 2 staat dat de volgende meeraderige kabel/leidingsystemen direct in de grond mogen worden toegepast:
• in buis of kabelkoker, installatiemethode 70 en 71,
• zonder bevestiging (en zonder aanvullende bescherming), installatiemethode 72, en met aanvullende bescherming, installatiemethode 73.

54 05Tabel 2. Leidingen zonder beschermingsleiding (PE is dan bijvoorbeeld het aardscherm).

Leidingen die hiervoor zijn geschikt worden blootgesteld aan mechanische belastingen. Een classificatie matig AG2 is hierbij reëel (Nen 1010, tabel 51.B.1). In Nen 1010, bijlage 52.J, kan vervolgens worden opgezocht welk typen leidingen mogen worden toegepast. Gebruikelijk zijn dan leidingen van het type YMvKxx of met armering VO-YMvKasxx (of minimaal gelijkwaardige andere typen).
In Nen 1010, bepaling 522.8.10, staat beschreven dat in de grond gelegde kabel moet worden beschermd tegen mechanische beschadiging door of:
1. Mechanisch bescherming om of boven de kabel - Deze kan worden verkregen door de leiding te plaatsen in een ingegraven buis- of kokersysteem (mantelbuis), door het gebruik van gearmeerde kabel of door bijvoorbeeld afdekplaten boven de kabel te plaatsen.
2. Voldoende diepte - De leiding op een zodanige diepte in de grond te leggen dat de kans op beschadiging minimaal is. De kabel moet dan op een diepte liggen van minimaal 50 cm (Nen 1010, bepaling 522.8.10.1).

54 02Installatiemethoden Nen 1010.

Voor alle ingegraven leidingen, buizen of kokers geldt dat deze moeten worden gemarkeerd door een kabelafdekking of markeringslint. Praktisch kan hiervoor boven de leiding of het leidingsysteem een lint worden gelegd, waardoor bij eventueel latere graafwerkzaamheden gewaarschuwd wordt tegen de leiding die daaronder ligt.
Het is dus niet zo dat grondkabel een aardscherm moet hebben en dat deze op minimaal 50 cm diepte moet liggen. De mechanische bescherming kan worden verkregen door voldoende diepte óf het gebruik van een gearmeerde kabel óf een mantelbuis óf een andere mechanische bescherming, zoals terreinverharding. Wel allemaal met de visie dat de kabel mechanisch is beschermd.

54 03Markeringslint.

Praktische regels

• Buigstraal - Als een leiding(systeem) een bocht maakt in de grond, of bij het invoeren door een muur of een sokkel van een laadpaal, dan moet de buigstraal voldoende groot zijn en mag er geen mechanische spanning op de leiding staan (Nen 1010, bepaling 522.8.3). De fabrikant van de leiding geeft de minimale buigstraal op in de documentatie. In het algemeen geldt, hoe groter de doorsnede van de aders, en hoe meer aders, des te groter de vereiste buigstraal. Voorbeelden hiervan zijn: TKF 3G2,5 minimaal bij vast aangelegde systemen 90 mm, 5G2,5 minimaal 105 mm en 5G4 minimaal 121 mm.
• Verwerkingstemperatuur - Voor de meeste leidingen geldt, dat ze alleen maar mogen worden aangelegd als de temperatuur hoger is dan 0 °C.
• Daar waar een leiding wordt ingevoerd door een bouwkundige constructie zoals een muur, fundatie of een betonnen sokkel, moet de leiding worden beschermd door een buis of koker. Deze beschermende buis moeten worden geïnstalleerd in de bouwkundige constructie voordat de leiding erdoor mag worden aangelegd (Nen 1010, bepaling 522.8.2).
• Kabelondersteuningen, buizen en kokers, mogen geen scherpe randen hebben die de leiding zouden kunnen beschadigen (Nen 1010, bepaling 522.8.11).

54 04Isolatietape

Aderkleuren

Leidingen kun je bestellen met een scala aan aderkleuren. Belangrijk is dat je vooraf bedenkt hoeveel en welke functie-aders er nodig zijn. De kleuren zijn voorbehouden aan de functie van de aders. Voor kabels met twee tot en met vijf aders moeten de kleuren voldoen aan tabellen 1 en 2 (afgeleid uit Nen 1010, tabel 51.C). Actieve geleiders, zoals fase(n)- en schakeldraad, moeten bruin, zwart of grijs, de nulgeleider blauw zijn. De beschermingsleiding geel-groen.
Een blauwe ader in een leiding mag alleen voor een fase-geleider of schakeldraad worden toegepast als daardoor geen verwarring mogelijk is en als er ook geen nulgeleider ter plaatse nodig is in de installatie. De blauwe ader behoort dan op de uiteinden te worden gecodeerd overeenkomstig zijn (nieuwe) toepassing, bijvoorbeeld met tape of krimpkous.
Een geel-groene ader mag alleen als beschermingsleiding worden toegepast. Deze ader voor een andere functie gebruiken en omtapen is niet toegestaan.

Tekst: Anton Kerkhofs
Fotografie: Flexicharge, Kropp, Walraven

Lees meer artikelen in het dossier Laagspanningsinstallaties

In deze rubriek, tot stand gekomen in ­samenwerking met de afdeling Techniek & Markt van Techniek ­Nederland, behandelen wij actuele technische onderwerpen waar installateurs in hun vak mee te maken kunnen krijgen. Heeft u ook een Hot topic? Stuur hem dan naar media@technieknederland.nl.