EW04 Omslag 600
Maart 2012

Kennis en herziening waterwerkbladen essentieel

EW-600x400Eric van der Blom verzorgde namens Uneto-VNI een presentatie.

Nieuwe inzichten en Europese normen hebben geleid tot een herziening van veertien belangrijke Waterwerkbladen. We schreven er al eerder over in Intech. Om de installatiebedrijven bekend te maken met de belangrijkste veranderingen belegde de Vakgroep Sanitaire Technieken van UNETO-VNI in november en december een aantal bijeenkomsten in het land.

Het was niet toevallig dat de bijeenkomsten, georganiseerd om installateurs bekend te maken met de belangrijkste wijzigingen in veertien Waterwerkbladen, plaatsvonden bij de regionale  drinkwaterbedrijven. Zij waren, samen met UNETO-VNI, SEI, Wij Techniek en Kiwa Nederland nauw betrokken bij de herziening. De drinkwaterbedrijven en installateurs hebben verschillende verantwoordelijkheden en taken, maar hebben ook een gezamenlijk belang bij veilige waterleidinginstallaties en een goede onderlinge afstemming en moeten zich kunnen vinden in dezelfde kwaliteitseisen.

Wettelijk is de eigenaar verantwoordelijk voor het gebruik en beheer van de installatie, in de praktijk wordt het beheer toevertrouwd aan de installateur die daarvoor de benodigde kennis moet hebben van de techniek en regelgeving. De installateur moet daarom op de hoogte zijn van de veranderingen bij de herziening van veertien belangrijke Waterwerkbladen, zoals het Waterwerkblad 1.4 G. Dit werkblad handelt over het beheer van de leidingwaterinstallaties. Voor de installatiebranche is dit blad de referentie om de opdrachtgever te ontzorgen, vindt Rosé Derwort van Kiwa. ‘Op de toepassing van dit werkblad wordt gecontroleerd door de drinkwaterbedrijven. Op basis hiervan kan een installateur de juiste servicediensten aanbieden en bij zijn opdrachtgevers grote zorgen wegnemen.’

Steekproefsgewijs

In dit deel van de Waterwerkbladen is opgenomen dat bij grote hoeveelheden controleerbare keerkleppen (type EA) de controle nu ook steekproefsgewijs mogelijk is. Een keerklep is niets anders dan de lichtste mate van waarborgen dat een vloeistof niet terugstroomt in de drinkwaterleiding en mag daarom alleen worden toegepast bij vloeistofklasse 2. De kleinste verontreiniging kan al leiden tot een niet-functionerende klep. In sommige installaties zitten wel honderden keerkleppen. Een ziekenhuis rekende eens uit dat voor de controle van de keerkleppen een monteur een maand lang aan het werk zou zijn. In NEN 1006 staat dat de eigenaar jaarlijks moet controleren of de beveiliging nog functioneert. Bij grote installaties met keerkleppen achter verlaagde plafonds en in kruipruimten is dat moeilijk uitvoerbaar. Sommige keerkleppen zitten in een verticale stijgleiding. Om die te controleren moet met speciale apparatuur tegendruk of een vacuüm worden gecreëerd. Met de herziening van de werkbladen is er nu ook de mogelijkheid steekproefsgewijs te controleren.

Maar de installateurs moeten niet te vroeg juichen in de veronderstelling dat het er nu allemaal een stuk makkelijker op wordt. De steekproef zal alleen gunstiger zijn bij installaties die al meerdere jaren achter elkaar zijn gecontroleerd en waar dus geen slecht functionerende keerkleppen zijn aangetroffen. In een installatie die nog nooit is gecontroleerd, zal het logischerwijs veel vaker voorkomen dat een keerklep niet goed functioneert. Keerkleppen zijn immers onderhevig aan slijtage en de installatie raakt mede daardoor vervuild. Als er twee of drie keerkleppen niet functioneren in de steekproef, dan moeten alle keerkleppen worden gecontroleerd.

De steekproefmethode houdt in dat de installateur een aantal keerkleppen op kritische plaatsen uitkiest voor een controle. De steekproefmethode betekent dus niet, zoals velen denken, dat het ene jaar een tiental kleppen wordt gecontroleerd en het jaar daarop weer tien andere, zodat na enkele jaren uiteindelijk alle keerkleppen zijn nagelopen. Een keerklep aan het begin van een separate brandblusleiding moet altijd worden meegenomen. Er zit een groot volume water achter dat jaren in het systeem aanwezig kan zijn en een risicovolle plek is voor legionellagroei. Kleppen vlak na het leveringspunt en keerkleppen die het verst daar vandaan liggen, moeten ook altijd in de steekproef vallen. De keerkleppen die zijn toegepast als afscheiding van installatiedelen waar geen aerosolvormende tappunten aanwezig zijn, moeten eveneens altijd worden gecontroleerd.

De steekproefmethode is alleen van toepassing als de installatie meer dan vijftig keerkleppen heeft. Bij zo’n installatie hoeven maar dertien keerkleppen te worden gecontroleerd. Als er geen enkele keerklep lek is, kan dat in het logboek worden aangetekend en is de controle klaar. Zit er wel een slecht functionerende keerklep tussen, dan moeten alle kleppen worden gecontroleerd. De werkbladen geven per grootte van de installatie aan hoeveel kleppen deel moeten uitmaken van de steekproef.

In de herziene Waterwerkbladen is tevens een aanvulling opgenomen over verversing in leidingen door wijzigingen in de installatie omdat het water op enig moment ‘dood’ kan worden. Er moet worden gecontroleerd of het water wekelijks wordt ververst. In de herziening wordt met nadruk gewezen op de oogen gelaatsdouche. Ook is opgenomen dat het wekelijks verversen niet geldt voor aansluitleidingen die bij de oorsprong al zijn voorzien van een terugstroombeveiliging, zoals een brandslanghaspel of cv-punt.

Ontlastvoorziening

Een belangrijk onderdeel in de nieuwe Waterwerkbladen betreft WB 4.5A en handelt over het belang van een ontlastvoorziening bij de aansluiting van brandslanghaspels. In Intech K&S december werd nader ingegaan op dit onderwerp. Het ontbreken van een dergelijke voorziening kan leiden tot ontoelaatbare drukken waardoor lekkages kunnen optreden. Leiden deze tot schade, dan kan de verzekeringsmaatschappij de installateur aansprakelijk stellen.

Berekeningsgrondslagen

Nieuw in de Waterwerkbladen zijn de berekeningsgrondslagen voor het huishoudelijk verbruik. Tegenwoordig zitten we op 120,1 liter per dag; in 2007 was dit 127,5 liter per dag. De Waterwerkbladen zijn vooral bedoeld om de installateur duidelijk te maken waar hij specifieke informatie vandaan kan halen. Zo verwijzen de herziene werkbladen nu ook naar publicaties over het plantaardig verbruik en het verbruik voor dieren. Deze informatie is vooral bedoeld voor installateurs die hun diensten aanbieden in de agrarische sector.
In de Waterwerkbladen wordt nu de tekst uit de Toelichting op het Drinkwaterbesluit aangehaald.

Deze tekst geeft aan dat er in de praktijk een dynamische druk (werkdruk) van minimaal 200 kPa zal zijn op het leveringspunt ten opzichte van het maaiveldniveau. In de praktijk is dat vaak hoger. Derwort adviseert in overleg te treden met de regionale drinkwaterbedrijven om de installatie uit te leggen op de werkelijke dynamische druk. ‘Maar leg de informatie van het waterbedrijf wel vast voor het geval het waterbedrijf de situatie te rooskleurig heeft voorgesteld.’ Met het toenemend gebruik van kunststofleidingsystemen was in de Waterwerkbladen ook een aanvulling nodig wat betreft de stromingsweerstanden. Bij de berekeningsgrondslagen zijn voor allerlei appendages bepaalde weerstandsberekeningen beschikbaar. Omdat veel kunststofleidingen een andere verbindingstechniek hebben, zijn de drukverliezen soms veel groter. In de Waterwerkbladen wordt nu uitdrukkelijk aanbevolen de weerstanden van de  appendages  op te vragen bij de leverancier. De leveranciers waren eveneens vertegenwoordigd in de werkbladencommissie en hebben beloofd de informatie beschikbaar te stellen.

Doorspoelen

Een andere belangrijke wijziging betreft het deel dat handelt over spoelen, reinigen en desinfecteren van installaties. Schoonspoelen volgens een strikt plan is in de installatiebranche geen gewoonte. Maar een professioneel installateur die zijn opdrachtgever wil ontzorgen, zal er toch mee moeten werken, stelt Derwort. Doorspoelen heeft als doel de inhoud van de leidinginstallatie te verversen en eventueel aanwezig sediment en aanslag in de leidingen te verwijderen. Er moet worden gespoeld met schoon drinkwater, warm tapwater of een mengsel van lucht en drinkwater. Dat moet gebeuren met de forse spoelsnelheid van 2 m/s. Bij leidingen van een grotere diameter zal die snelheid lang niet altijd haalbaar zijn, ook niet bij woningen met een Qn 1,5-watermeter. Het gewijzigde werkblad biedt nu de mogelijkheid om met een minimale snelheid van 1,5 m/s te spoelen, maar uitsluitend als de installateur extra alert is op hygiëne, zoals het zo schoon mogelijk houden van de leidingen, handen  wassen  en werken met schoon gereedschap. Installateurs moeten zich ervan bewust zijn dat spoelen met een  te lage snelheid geen garantie geeft op een succesvolle schoonmaakactie. Voor een goed resultaat is  een volume nodig van twintig maal de leidinginhoud. Het werkblad geeft diverse voorbeelden van tabellen waaruit is op te maken hoe lang en met welke snelheid leidingen van verschillende diameters moeten worden doorgespoeld.

In het spoelplan moet niet alleen worden vastgelegd wat het doel is en welke methode wordt gebruikt, maar vooral ook welke doorstroombelemmerende appendages en aangesloten toestellen moeten worden losgekoppeld om de vereiste stroomsnelheid mogelijk te maken. De werkbladen wijzen op het bestaan van waarschuwingsstickers en -labels waarvan de installateur gebruik moet maken om de consument erop attent te maken dat de installatie gereed is voor gebruik en dat hij wellicht zelf de tappunten nog enkele minuten moet spoelen. ‘Wanneer we nieuwe drinkglazen kopen, wassen we die ook eerst af voor gebruik’, zegt Derwort.

Naast spoelen kan het nodig zijn te reinigen of zelfs  te desinfecteren. Hiervoor geldt een reinigings- en desinfectieplan waarin onder meer is vastgelegd hoe gebruikers en bezoekers van een gebouw worden geïnformeerd over de te nemen maatregelen. Deze werkzaamheden worden overigens meestal uitgevoerd door gespecialiseerde bedrijven.

Isso-publicaties

De herziene Waterwerkbladen verwijzen veel naar Isso-publicaties. Bijvoorbeeld daar waar het gaat om hotspots te voorkomen. In de Isso-publicatie zijn uitgebreide richtlijnen opgenomen die een situatie moeten voorkomen dat het drinkwater, huishoudwater en water in warmwateruittapleidingen warmer wordt dan 25 °C. Hierbij zijn minimaal aan te houden afstanden aangegeven bij verschillende uitvoeringen. Ook wordt er in de Waterwerkbladen verwezen naar Isso-SBR-publicatie 811 ‘Integraal ontwerpen van legionellaveilige woningen’. Hierin worden concepten beschreven waarmee ongewenste opwarming van leidingwater kan worden  voorkomen. Want soms is ongewenste opwarming installatietechnisch bijna niet meer op te lossen, omdat er in het (bouwkundige) ontwerp verkeerde beslissingen zijn genomen.

In gebouwen komen steeds meer deelringen of ringleidingen voor. Door de veelheid van tappunten en aftakkingen is niet meer voorspelbaar hoe het water in het leidingsysteem stroomt. Het water kan in sommige onderdelen van deelringen stagneren, waardoor geen verversing optreedt. In de waterwerkbladen is nu opgenomen dat er maatregelen moeten worden getroffen, zodat de hele inhoud van het ringleidingsysteem minstens eenmaal per week wordt ververst. Om dit te bereiken moeten de aftakkingen zo worden uitgevoerd dat bij normaal gebruik de doorstroming en verversing van het water is gewaarborgd. Met regelventielen kan worden voorkomen dat het water in een ongewenste richting stroomt.

Tekst: Mari van Lieshout
Fotografie: Industrie