Juni 2025
‘Ik ben onwijs trots dat ik acht jaar op kop mocht rijden’
Interview
Acht jaar lang reed Doekle Terpstra als voorzitter van Techniek Nederland voorop in een peloton vol belangen, dossiers en maatschappelijke uitdagingen. Als kopman maakte hij de sector zichtbaarder dan ooit. Op 4 juni hing hij de voorzittershamer aan de wilgen. E&W blikt met hem terug. Over successen, teleurstellingen en de koers naar morgen. Een sportief gesprek met de man die het behartigen van de belangen van de zesduizend leden altijd invulde als een topsporter en de verantwoordelijkheid als kopman elke dag serieus nam.
Begin 2017 trad Doekle Terpstra aan als voorzitter van – toen nog – Uneto-VNI. Om in sporttermen te blijven; vanaf deze maand neemt Mark Harbers het stokje van hem over. De 69-jarige Terpstra, die vaak zijn voorliefde voor wielrennen liet doorschemeren in zijn teksten, schudde acht jaar lang aan de boom om de installatiesector waar hij zoveel van is gaan houden, op de kaart te zetten. Hij schuwde het podium zeker niet, maar benadrukt dat hij zijn voorzitterschap vooral ziet als een teamprestatie. ‘Ik deed het altijd in het belang van de sector en met de onmisbare support van de leden, het verenigingsbureau én de stakeholders.’ Op zijn laatste dag nemen wij zijn periode als voorzitter door aan de hand van acht wielrenmetaforen.
U begon acht jaar geleden aan deze rit als kopman van een sector die in Nederland een belangrijke rol moest spelen in de energietransitie. Wat was de zwaarste beklimming?
Voor mij voelde die acht jaar geen moment zwaar. Techniek Nederland is een organisatie die me past als een jas en waar ik met ongelooflijk veel plezier in rond heb gelopen. Wat bestuurlijk wel een pittige tijd was, was de coronaperiode. Ik herinner mij nog steeds scherp die woorden ‘slimme lockdown’, waarover Mark Rutte in zijn eerste persconferentie in maart 2020 sprak. Wij hebben als branche direct daarna krijgsberaad gehouden hoe wij die slimme lockdown door onze leden moesten laten invullen. Binnen een week bereikten we in samenwerking met Aedes, Bouwend Nederland en de vakbonden overeenstemming met de overheid over het protocol Samen veilig doorwerken. We waren de eersten in Nederland die dat voor elkaar kregen. Dat heeft de bedrijven in onze sector geweldig geholpen om de winkel open te houden. Corona was een zware beklimming, maar de wielrenner in mij denkt dan al snel, die berg hebben we toch maar mooi overwonnen.’
Wie waren tijdens uw voorzitterschap uw ploeggenoten in het peloton?
‘Dat waren in eerste instantie mijn collega’s van Techniek Nederland op het kantoor in Woerden. Mensen die toegewijd zijn, geen 9-tot-5-mentaliteit hebben. In een ondernemende sfeer heerst hier de gedachte dat we die belangenbehartigingsklus met z’n allen moeten klaren. Er werd soms bij nacht en ontij een appèl op mij gedaan als er een crisis was, maar ook omgekeerd kon ik op elk moment een beroep doen op de collega’s hier op het bureau. En ook op de leden en op onze stakeholders, in het onderwijsveld, bij de groothandels en fabrikanten en ook bij de departementen. Dat waren voor mij ook ‘ploeggenoten’. Natuurlijk schuurde het weleens op inhoud, maar alle ‘renners’ zagen ieder voor zich de toegevoegde waarde van de samenwerking. Ik denk dat dit ook te maken heeft gehad met onze houding. Techniek Nederland wil geen belangen behartigen vanuit de gedachte dat we de vuist op tafel gebruiken. Wij zijn de aanjagers bij het oplossen van de grote maatschappelijke vraagstukken. Niet de partij die de hakken in het zand zet, maar herkenbaar omdat we oplossingen aanreiken en proposities bieden. Belangen behartigen doe je juist door óók oog te hebben voor standpunten en belangen van andere spelers in het veld.’
Heeft u weleens fikse tegenwind ervaren vanuit de politiek?
‘In de zomer van 2024 ben ik écht boos geweest. We kregen te maken met wat ik noem een kabinetswende. Je doet jarenlang samen met de leden heel veel om op het gebied van duurzaamheid de stap voorwaarts te maken. Ook omdat de politiek in de periode daarvoor nadrukkelijk een beroep op ons deed. Wij hebben heel veel tijd en middelen gestoken in opleidingen en ook fabrikanten schaalden hun productie op om invulling te kunnen geven aan die beleidsdoelstelling. Dan is het ongehoord als een nieuwe kabinetsploeg met een pedante pennenstreek in het regeerakkoord zet: we stoppen met die flauwekul. Ik schrik niet terug voor een beetje tegenwind, maar ik wil wel het gevoel hebben dat er sprake is van fair play. En dat was niet het geval met dit kabinet, dat helaas niet zo veel heeft met de energietransitie.’
Als vertegenwoordiger van de sector stond u vaak op het podium met aansprekende resultaten op het gebied van de energietransitie, arbeidsmarkt, vakmanschap en duurzaamheid. Welke inbreng van de sector is een beetje aan het oog ontsnapt?
‘Dan denk ik toch aan netcongestie. Ik denk dat we daar als sector oplossingen voor hebben, maar dat we die nog onvoldoende naar voren hebben gebracht. De kaart van Nederland kleurt rood als het gaat om de overbelasting van het elektriciteitsnet. Onze leden hebben altijd gezegd: Er is een congestieprobleem, maar alleen op sommige plaatsen en op sommige tijden, en voor díe momenten en plaatsen hebben wij een oplossing. Netbeheerders garanderen graag honderd procent leveringszekerheid, maar als we een beetje concessies hadden gedaan, hadden we met hulp van de installatiesector al heel veel ruimte kunnen creëren op het elektriciteitsnet. De netbeheerders hadden de elektrificatie al vijftien jaar geleden kunnen zien aankomen. Nu is het zaak om niet alleen het netwerk te verzwaren en uit te breiden, maar óók met slimme technische oplossingen vanuit onze sector te komen.’
De technieksector is als de Tour de France: je kunt geen dag verslappen
om uiteindelijk een rol te spelen in het eindklassement. Hoe zorgde u er als kopman voor dat u de sector elke dag scherp hield om haar maatschappelijke rol te spelen?
‘Daarvoor is het belangrijk dat jij bij de ploeg blijft of de ploeg bij jou. Als je alleen de berg op gaat fietsen, weet je dat de kans groot is dat je uiteindelijk zult verliezen. Daarnaast moet je als kopman respect hebben voor je collega’s en niet altijd overal als een betweter solo doorheen willen fietsen. Je moet dus een beroep doen op de specifieke deskundigheid van (vak)specialisten. Binnen Techniek Nederland, maar ook bij andere stakeholders met wie je moet samenwerken voor een goed eindresultaat. Dat heb ik altijd gedaan. Sterker nog: juist omdát ik dat deed, heb ik mijn rol als voorzitter optimaal kunnen invullen. Al heb ik als voorzitter – met de beste bedoelingen voor de branche – partijen ook weleens tegen me in het harnas gejaagd. De roc’s bijvoorbeeld vonden me soms een horzel. Ik denk dat die met enig genoegen hebben kennisgenomen dat ik ergens anders ga fietsen, haha.’
'Je moet niet als een betweter overal solo doorheen willen fietsen'
Als Pogacar weer eens een wielerkoers wint na een solo van zestig kilometer, prijst hij altijd als eerste zijn knechten. Welke stille krachten binnen de sector verdienen volgens u het podium?
‘Dat vind ik een mooie vergelijking. Omdat Pogacar gelijk heeft. Ik ben de vertolker van de boodschap waarin ik een lobbysucces lachend over de streep mag brengen. Maar die lobby is voorbereid door mensen die het vak verstaan, die weten waar ze over praten. Ik ben me er heel goed van bewust dat ik alleen maar zo goed terug kan kijken op acht jaar voorzitterschap door alle stille krachten op de achtergrond. Maar: Ik ben wel onwijs trots dat ik op kop mocht rijden.’
Een topsporter wordt ook vaak weer snel vergeten. Wat wilt u dat mensen over tien jaar nog van uw tijd als voorzitter herinneren?
‘Dat ik aanvoerder was van een vereniging waarbinnen alle aangesloten installatiebedrijven een geweldige emancipatie hebben ondergaan. Ik kom steeds meer leden tegen in het veld die vertellen dat zij vroeger alleen uitvoerend werk deden, maar tegenwoordig ook steeds meer adviseur en system integrator zijn. Het zijn nu veelal bedrijven die niet meer in onderaanneming hun diensten leveren, maar een volwaardige rol hebben afgedwongen in de bouwteams. Installateurs zijn veel zelfbewuster geworden. Dat de sector díe sprong heeft gemaakt onder mijn voorzitterschap is iets waar ik heel trots op ben.’
Welke boodschap geeft u mee aan uw opvolger?
‘Mark Harbers zei letterlijk tegen mij dat hij grote schoenen moet vullen. Ik heb hem nadrukkelijk verteld dat dat niet het geval is. Met dit (Terpstra wijst op zijn telefoon met alle contacten) verdien ik mijn jaarsalaris. Een voorzitter moet mensen weten te vinden en mensen moeten hem vinden. Ik weet zeker dat Marks telefoon nog veel beter is gevuld met contacten. Wel heb ik nog tegen Mark gezegd dat hij moet nadenken over voor de sector herkenbare, identificeerbare thema’s waarop hij een autoriteit kan zijn. Zodat als Nieuwsuur iemand zoekt, ze automatisch zeggen: daar moeten we Mark Harbers van Techniek Nederland voor hebben.’
Tekst: Paul Smorenburg
Fotografie: Erik de Vries