EW11 cover 600
Oktober 2010

Binnenklimaat basisscholen steeds gezonder

EW-600x400

Het binnenklimaat van Nederlandse scholen is, sinds TNO enkele jaren geleden een verontrustend rapport uitbracht over de slechte kwaliteit ervan, niet meer van de agenda verdwenen. Het blijkt te werken. Waar de kans zich voordoet, tonen schoolbesturen ook de bereidheid om te investeren.

De overhandiging van een petitie of rapportage wil nogal eens worden beantwoord met de standaardfrase ‘het heeft onze aandacht.’ Doorgaans betekent het dat zo’n rapport onder in een la verdwijnt en serieuze actie uitblijft. De reactie in 2007 op de rapportage van TNO-onderzoeker Wil de Gids kreeg wel volop de toegezegde aandacht. En meer nog, het ministerie van VROM toonde ook de bereidheid voor verbetering van de binnenlucht financiële middelen vrij te maken. Er werd 160 miljoen euro voor vrijgemaakt.

Amsterdamse scholen

In opdracht van de ministeries van Volkshuisvesting en Onderwijs worden sinds enkele jaren alle basisscholen met natuurlijke ventilatie, ook die in het speciaal onderwijs, door de GGD bezocht en beoordeeld aan de hand van de zogenoemde eendagsmethode. Op die manier wil de GGD leerkrachten en leerlingen bewust maken van het feit dat ze zelf iets kunnen doen aan de verbetering van het binnenklimaat.

De eendagsmethode betreft onderzoek naar de kwaliteit van het binnenklimaat – CO2-concentratie, luchtvochtigheid en temperatuur – van de school. Tevens wordt bekeken hoe het gebruik van bestaande voorzieningen kan verbeteren, eveneens kan worden geadviseerd aanvullende voorzieningen aan te brengen. Aan de hand van de resultaten wordt per school een advies samengesteld. Van het budget dat door VROM beschikbaar is gesteld, is overigens een groot deel bij Amsterdamse scholen terechtgekomen. ‘Voor een deel heeft dit te maken met het grote aantal basisscholen dat de hoofdstad heeft,’ vertelt Fred Woudenberg, hoofd van het cluster Leefomgeving bij de GGD in Amsterdam. ‘Deels is het ook te verklaren door het succes van de campagne die de gemeente Amsterdam heeft gevoerd om scholen te bewegen maatregelen te treffen. Want het bleef niet bij het schrijven van een paar vriendelijke brieven waarin aandacht werd gevraagd voor het nut van een gezond binnenmilieu. Het stadsbestuur heeft de campagne heel slim gekoppeld aan de activiteiten van het gemeentelijke Klimaatbureau.’

Gezondheidsraad: strengere eisen in afwachting van nader onderzoek
De Gezondheidraad presenteerde in april 2010 het rapport ‘Binnenluchtkwaliteit basisscholen’. Dit is feitelijk een antwoord op vijf vragen die de betrokken ministeries voorlegden aan de Gezondheidsraad naar aanleiding van het TNO-rapport in 2007. De ministeries wilden vooral weten hoe het met de kennis is gesteld over mogelijke schadelijke gevolgen van een slecht binnenklimaat op scholen. De onderzoekscommissie constateert dat in scholen blootstelling mogelijk is aan diverse binnenmilieufactoren die nadelige gezondheidseffecten kunnen hebben. Er zijn echter geen onderzoeken voorhanden die aangeven bij welke mate van blootstelling nadelige effecten beginnen op te treden, de Gezondheidsraad kan dus niet op wetenschappelijke basis aangegeven wat de belangrijkste nadelige effecten zijn. Niettemin blijft de Gezondheidsraad zorgen houden over de blootstelling aan fijnstof, ziektekiemen, allergenen, hoge temperaturen en geluid. Gezien het feit dat de gemiddelde CO2-concentratie in Nederlandse schoollokalen rond de 2.000 ppm ligt, moeten veel scholen intensiever gaan ventileren. De daarvoor benodigde ventilatie kan ook leiden tot – onnodige – bijeffecten, zoals tocht, geluidshinder of gezondheidsklachten. Overigens wijst de Gezondheidsraad erop dat nader onderzoek nodig is naar de invloed van de binnenluchtkwaliteit op de gezondheid en het cognitief functioneren van leerlingen, in het bijzonder bij gevoelige groepen. Vooruitlopend op de resultaten adviseert de Gezondheidsraad maatregelen te nemen blootstelling aan schadelijke binnenmilieufactoren te verminderen. De overheid kan dit stimuleren door eisen en praktijkrichtlijnen op te laten stellen voor het ontwerp, de installatie, gebruik en onderhoud van ventilatievoorzieningen. Aanvullende eisen zijn volgens de Gezondheidsraad tevens zinvol als het gaat om de buitenluchtkwaliteit. Zo zou het ventilatiesysteem van scholen in gebieden met vervuilde buitenlucht moeten worden voorzien van een geschikte filterinstallatie. tot slot pleit de raad ervoor emissie-eisen te stellen voor prikkelende stoffen, afkomstig van inrichtings- en lesmaterialen en apparatuur. ’   

CO2-neutrale stad

Dit gemeentelijke Klimaatbureau initieert allerlei projecten om Amsterdam CO2-neutraal te krijgen. Woudenberg: ‘Alle scholen die nu op het gebied van isolatie en zuinige installaties worden aangepakt, zijn daarmee ook verplicht te investeren in maatregelen die het binnenklimaat bevorderen. En de gemeente Amsterdam betaalt zelf ook mee. Dus het onderzoek, advisering en een deel van benodigde investeringen worden bekostigd door VROM. Het andere deel van de investering nemen de gemeente en schoolbesturen voor hun rekening.’

In Amsterdam heeft de gemeente, om de schoolbesturen te begeleiden en te ontzorgen, een projectbureau opgericht. Het projectbureau stelt samen met het schoolbestuur en het stadsdeel het maatregelenpakket vast en ondersteunt en adviseert het schoolbestuur bij de uitvoering van werkzaamheden. Daarnaast bewaakt het projectbureau het budget en de kwaliteit van de uitvoering van het project.

Evenmin is het aspect nazorg aan de aandacht ontsnapt. De kwaliteit van de uitgevoerde werkzaamheden wordt bij oplevering gecontroleerd door de ggd en externe specialisten. In de wetenschap dat ventileren met een vervuild systeem betekent dat het paard achter de wagen wordt gespannen, is ervoor gekozen schooldirecties te verplichten gedurende een periode van tien jaar onderhoud aan het ventilatiesysteem uit te laten voeren. Het projectbureau ziet er tevens op toe dat het installatiebedrijf de schoolleiding bij oplevering een onderhoudsinstructie overhandigt.

Oplossingen bieden

En al die maatregelen en procedures blijken dus vruchten af te werpen, zo toont de praktijk aan. Maar succes is kennelijk alleen mogelijk wanneer de schooldirecties niet alleen op het probleem worden gewezen, maar hen ook een oplossing wordt geboden. Want van ventilatie hebben schoolbesturen zelf weinig verstand, daar is uiteraard wat voor te zeggen. Veiligheid op school of onderwijskundige zaken staan bij veel scholen immers beduidend hoger op hun prioriteitenlijst.

In vergelijking met de situatie van enkele jaren geleden is er in elk geval de nodige vooruitgang geboekt. Betekent het ook dat de betrokken partijen alle reden hebben om met tevredenheid terug te kijken? Niet helemaal. Volgens Woudenberg kan de installatiesector wel een wat grotere rol spelen om het onderwijsinstellingen wat gemakkelijker te maken bij hun keuze voor een bepaald systeem. Hij geeft een voorbeeld. ‘Amsterdam heeft op enkele plaatsten basisscholen die aan de rand van drukke, doorgaande wegen staan. Is het niet mooi daar meteen een speciaal filter in te bouwen dat ook de verontreiniging tegen houdt? Dus niet alleen pollen en grof stof, maar tevens microscopisch fijne deeltjes. Sommige producenten beweren dat hun systemen dat kunnen, maar onderzoek waaruit dat echt blijkt ontbreekt vaak. Testen die wij hebben uitgevoerd tonen in het gunstige geval aan dat systemen fijnstof slechts gedeeltelijk tegenhouden.’

Minimum CO2-gehalte lastig te realiseren
Het Bouwbesluit vormt geen garantie voor een goede lucht kwaliteit in klaslokalen. De Gezondheidsraad adviseerde in 1984 om het CO2-gehalte onder de 1.200 ppm te houden, maar dat blijkt in de praktijk niet gemakkelijk. Bij een vloeroppervlak van 50 m2 (een standaardgroepsruimte) is in een bestaande school een capaciteit van minimaal 198 m3/h verse lucht voorgeschreven. Bij een ventilatiehoeveelheid van 198 m3/h kunnen, naast de leerkracht, slechts zes leerlingen van twaalf jaar in de klas aanwezig zijn zonder de grens van 1.200 ppm te overschrijden, bij ventilatiehoeveelheden van 504 en 630 m3/h gaat het respectievelijk om 19 en 24 leerlingen. Met ventilatiehoeveelheden van 198, 504 en 630 m3/h bereikt de CO2-concentratie in een volle klas met 32 leerlingen een niveau van 3.700, 1.700 en 1.450 ppm. ’   

Stillere installaties

Ook op het gebied van geluidsreductie zijn vele systemen nog te verbeteren, vindt Woudenberg. ‘Oké, de installaties zijn steeds stiller, maar het verbaast me echt dat het niet veel beter kan. Daarnaast vind ik het echt een taak van de installateur om te wijzen op de noodzaak van goed onderhoud. Systemen gaan slechter functioneren als ze niet worden onderhouden. Dat geldt voor zowel de capaciteit als de kwaliteit van de geventileerde lucht. Ik vind het heel goed verdedigbaar ventilatiesystemen alleen te leveren in combinatie met een verplicht onderhoudscontract. Dat is in het belang van de gebruikers, installateurs en fabrikanten. Niemand heeft baat bij een slecht functionerende klimaatsysteem.’

Tekst en fotografie: Mari van Lieshout