EW11 cover 600
Mei 2012

Warmtepompen passen bij duurzame herstructurering

EW-600x400

Tijdens het congres van Het Nationaal Platform Warmtepompen (NPW) in maart in Arnhem sprak de organisatie de ambitie uit om in 2020 een half miljoen warmtepompen te hebben geïnstalleerd. Die zullen voor een belangrijk deel een plek moeten vinden in de bestaande bouw of in de herontwikkeling van oude wijken. Welke overwegingen daarbij gelden, illustreert het herontwikkelingsproject bomenwijk in Delft.

Het plan Elzenbloesem is het eerste deelplan van de herstructurering van de Delftse Bomenwijk. Het is een naoorlogse wijk waar de bestaande portiekwoningen hebben plaatsgemaakt voor nieuwe eengezinswoningen en een haakvormig appartementengebouw met ondergrondse parkeergarage en bedrijfsruimte. De architectuur is modern, met veel glas en metselwerk, opgetrokken uit strakke witte baksteen. In de Bomenwijk zijn ook op verschillende schaalniveaus duurzame maatregelen getroffen. De woningen worden niet alleen verwarmd en gekoeld met een warmtepompsysteem; bij de herinrichting van de wijk, die de komende jaren nog verder vorm moet krijgen, worden tevens natuurvriendelijke oevers aangelegd en wordt de waterbergingscapaciteit in de wijk vergroot. Bij de herontwikkeling is zelfs rekening gehouden met de aanwezigheid van vleermuizen. Voor deze diertjes zijn speciale kasten gebouwd in de spouw van de kopgevels.

Volgens architect Arthur Hilgersom van Steenhuis Bukman Architecten stond vanaf het begin wel vast dat er warmtepompen in de woningen zouden komen, maar is er lang gepraat over het type wp. De keuze viel uiteindelijk op individuele bronnen voor de laagbouwwoningen en collectieve bronnen voor de meerlaagse bouw. De woningen die op de collectieve bron zijn aangesloten hebben overigens wel elk een eigen warmtepomp. Dat de laagbouwwoningen geen collectieve bron hebben, is puur ingegeven door praktische redenen. De laagbouwwoningen waren namelijk allemaal voor de verkoop bestemd. Wanneer de woningen van de nieuwe eigenaren gekoppeld zouden zijn aan een collectieve bron, moest daarvoor een VVE worden opgericht. Vestia was bang dat zo’n collectieve bron de potentiële kopers kopschuw zou maken. Niet iedereen immers wil meteen op een wp overstappen. De fabrikant van de warmtepompen én de opdrachtgever bedachten een financieringsconstructie om potentiële kopers over de streep te trekken. Die is enigszins vergelijkbaar met ‘operation lease’-contracten, zoals die gebruikelijk zijn in de automarkt. Het onderhoud aan de toestellen maakt dus deel uit van het contract.
De andere mogelijkheid was om de prijs van de toestellen bij de vrij-op-naamprijs onder te brengen. Uiteindelijk heeft de helft van de kopers de keuze gemaakt voor de leaseconstructie.

Beperking fossiele brandstoffen

Eigenaar Vestia Delft heeft bij de realisatie van dit herstructureringsproject helemaal willen handelen in de geest van de Trias Energetica door allereerst in te zetten op beperking van het gebruik van fossiele brandstoffen. Daarin heeft de corporatie resoluut gehandeld door het gasnet dat al in de wijk lag helemaal los te koppelen. Daarbij speelde voor Vestia een praktisch argument. De bakgelden (bijdrage aansluitkosten) vormen een belangrijk onderdeel van de ontwikkelingskosten. Deze gelden moet een ontwikkelaar betalen aan een netbeheerder. In dit geval was de corporatie geen bakgelden aan de netbeheerder verschuldigd en konden de financiële middelen voor andere zaken worden aangewend, namelijk voor de dekking van de meerkosten voor de toepassing van warmtepompen. De combiwarmtepompen in de eengezinswoningen en appartementen zijn allemaal voorzien van een elektrisch verwarmingselement.

Architect Hilgersom heeft in de eerste fase van het omvangrijke herstructureringsproject al enkele belangrijke lessen geleerd. Bij de ontwikkeling van de plannen bestond aanvankelijk het idee de warmtepompen op de begane grond te plaatsen. Hilgersom: ‘Daarmee kozen we voor de eenvoudigste optie. Onder de trap dachten we nog wel wat ruimte te vinden. We hadden toen nog niet zo’n vastomlijnd idee van het type warmtepomp dat we wilden plaatsen. Later bleek dat door de omvang van de toestellen niet te kunnen en kozen we voor een opstelling op zolder. Dat leverde een volgend probleem op: hoe moest de warmtepomp daar komen? De maatvoering van het raam is vervolgens aangepast, zodat de installateur de toestellen via het dak naar binnen kon hijsen. Dat betekende wel dat de toestellen wekenlang in plastic verpakt op de zolderverdieping in de open lucht hebben gestaan.’ Lekker makkelijk, reageerden enkele installateurs vanuit de zaal. Het probleem is dus naar de toekomst verplaatst. Wanneer de toestellen over een jaar of twintig aan vervanging toe zijn, zullen er weer voorzieningen moeten worden getroffen om ze door het raam naar buiten te krijgen. Was er geen andere manier?, morde de zaal. Kleinere toestellen bijvoorbeeld of een andere plek? ‘We mogen niet meer dan 25 kg tillen. Ik zie ons al zeulen om dat toestel door het raam te krijgen.’

Verhuisbedrijf

De discussie ontlokte een reactie bij een leverancier in de zaal. ‘Waar maakte de installateur zich in hemelsnaam druk om? Een verhuisbedrijf kan in een oogwenk een vleugel van 250 kg naar driehoog hijsen. Die jongens draaien heus hun hand niet om voor een warmtepomp. Voor alles is een oplossing.’ Een andere leverancier legde de bal bij architect Hilgersom. ‘Ik proef ergernis over de grootte van de componenten, maar waarom houdt u als architect daar dan geen rekening mee bij het ontwerp?’ Hilgersoms antwoord liet zich bijna raden: ‘Dat had alles te maken met de beschikbare budgetten.’

Een andere les betrof de dimensionering van het warmtepompsysteem. Een aantal woningen in het plan was speciaal voor ouderen bedoeld. Tijdens de ontwerpfase hebben de betrokken partijen zich te weinig gerealiseerd dat hun stookgedrag afwijkt. Dat is later opgelost door nog extra bodemwisselaars toe te passen. Wat bij het project in Delft ook weer duidelijke werd, was het belang van een goede communicatie met de bewoners. Dat het ltv-systeem traag is, lijkt er bij veel gebruikers maar moeilijk in te gaan. Zelfs als bewoners weten dat het een flinke poos kan duren voordat de ruimte de gewenste temperatuur heeft, blijven zij hardnekkig aan de thermostaat draaien. Over het algemeen komt het wel goed als ze gewend zijn aan het systeem, maar in de communicatie moet dit permanente aandacht krijgen.

Hilgersom had nog een waardevolle tip voor de wijze van opleveren. Aannemers zijn gewend om tijdens de laatste weken van de opleveringsfase alle onderdelen nog eens na te lopen. Timmerlieden, schilders, stukadoors, installateurs, allemaal lopen ze die laatste weken in en uit. Omdat ook deze mensen zijn opgegroeid met een cv-ketel, hebben zij er geen enkel probleem mee als de deur wat langer open staat. Dat warmt wel weer op, denken ze. Maar voor de installateur is dat een ramp. Zeker wanneer zo’n oplevering bij serieuze kou plaatsheeft en het systeem krap gedimensioneerd is, loopt hij kans dat het gedurende die weken helemaal fout gaat. De installateur moet in dat opzicht ook de aannemer opvoeden.’

Eenvoudig concept

Het concept dat Vestia in de Bomenwijk heeft toegepast is vrij simpel, maar de corporatie heeft er een heilig geloof in. Het concept gaat uit van gesloten verticale bodemwisselaars met individuele warmtepompen. De keuze voor een gesloten bronsysteem is vooral een strategische keuze, omdat het een flexibele manier van bouwen toelaat. ‘De investeringskosten zijn niet zo hoog, dus als het al tegen zit met de verkoop van woningen, valt met de rentelasten nog te leven’, verduidelijkte Mohammed Bachri van Vestia Energie. Bij een eengezinswoning kan de individuele bron worden mee verkocht, maar waarom geen collectieve warmtepomp? Bachri: ‘De mogelijkheden om op de woonwensen afgestemd maatwerk te kunnen aanbrengen, zijn bij een individuele wp veel ruimer. Wij hebben intussen veel projecten met warmtepompen gerealiseerd en die monitoren we bijna allemaal. De storingsgevoeligheid tijdens de exploitatie (en dus de kosten) is bij collectieve warmtepompen beduidend hoger dan bij individuele wp’s en de gevolgen zijn merkbaar bij alle aangesloten woningen.’ Die feiten druisen in tegen elke logica. Bij een project van enkele honderden warmtepompen, zou je veronderstellen dat een collectief systeem wat betreft exploitatie gunstiger uitvalt. Maar dat is dus niet waar, volgens Bachri.

‘De EPC-score ligt gemiddeld op 0,55 (de norm bij de voorbereidingen van het project lag op 0,8). Daarmee is tegelijk het bewijs getoond dat Vestia de warmtepomp niet inzet als een gemakkelijk instrument om gunstig te scoren wat betreft de epc. Zonder warmtepomp zouden we al zijn uitgekomen op een score tussen 0.70 en 0.72. De mooie score van 0,55 is vooral bereikt door een goede isolatie, perfecte afwerkingen van de details en een uitstekende luchtdichtheid (gemeten 0,4).’

Balansventilatie en wtw ventilatiesystemen

Ook balansventilatie, in combinatie met warmteterugwinning, hoort volgens de Vestia-strategie bij duurzaam renoveren. ‘Ondanks alle negatieve berichtgeving, blijven wij dit in combinatie met warmtepompen de beste keuze vinden. Zeker bij toepassing van ltv-systemen is er geen beter rendement denkbaar. Ver daarachter op de tweede plaats staat CO2-gestuurd ‘demand flow’-systeem. Toepassing van zelfregelende of handbediende roosters wijzen wij af.’

Vestia wijst op het belang van monitoring. Dat is om verschillende redenen belangrijk, benadrukt Bachri. ‘Onder meer voor een effectieve afhandeling van een storingsmelding, maar monitoring maakt ook een vrij nauwkeurige inschatting mogelijk voor toekomstig onderhoud. Vestia heeft er een aparte tool voor ont- wikkeld. De monitoringstool gebruikt Vestia tevens om de gebruiker te wijzen op het eigen verbruik in vergelijking met dat van zijn buren. Monitoring als benchmarking. Het helpt de huurder bewust met energie om te gaan.’ Er is nog een reden waarom Vestia zoveel belang hecht aan monitoring. Vestia heeft haar huurders een bepaald rendement beloofd. Op basis daarvan is mede het vastrechttarief gebaseerd dat de corporatie in rekening brengt. ‘En als het rendement niet meer kan worden gegarandeerd heeft dat onmiddellijk consequenties voor het vastrechttarief. Dan schieten wij er uiteindelijk bij in.’

Tekst: Mari van Lieshout
Fotografie: Industrie